HOOFDSTUK 4
Bestandscodering en -sleutel
Als de instelling File Encryption (Bestandscodering) is ingeschakeld, worden alle record- en orderbestanden
gecodeerd met behulp van de bestandscoderingssleutel. Wanneer de instelling voor bestandscodering wordt
uitgeschakeld, worden alle record- en orderbestanden gedecodeerd. De audittrail-, configuratie- en
gebruikerslijstbestanden worden altijd gecodeerd met de bestandscoderingssleutel, onafhankelijk van de
configuratie-instelling voor bestandscodering.
De bestandscoderingssleutel kan door de beheerder worden bewerkt. Als de bestandscoderingssleutel wordt
gewijzigd, worden alle gecodeerde bestanden opnieuw gecodeerd met de nieuwe sleutel.
De bestandscoderingssleutel kan worden gebruikt als beheerderswachtwoord.
Aanmeldingsauthenticatie
Hiermee stelt u in of gebruikersauthenticatie is vereist voor toegang tot het apparaat. Zie het gedeelte
Gebruikers en rollen configureren hierboven voor meer informatie.
85