3 Selecteer Bekijk > Navigeren naar.
4 Selecteer Ga naar of Route naar.
Noodoproepen (man-over-boord) uitvoeren via een
marifoon
Wanneer uw kaartplotter is verbonden met een marifoon
die compatibel is met NMEA 2000 en u een DSC-
noodoproep voor man-over-boord initieert vanaf uw
marifoon, wordt het scherm Man-over-boord weergegeven
op de kaartplotter en wordt u gevraagd naar het punt te
navigeren waar de persoon van boord is gevallen. Als
er een compatibele stuurautomaat is verbonden met het
netwerk, vraagt uw kaartplotter u een MOB-manoeuvre uit
te voeren naar dit punt.
Als u de noodoproep voor man-over-boord annuleert via
de marifoon, verdwijnt het kaartplotterscherm waarin u
wordt gevraagd te navigeren naar het punt waarop de
persoon van boord is gevallen.
Man-over boord- en noodoproepen geïnitieerd vanaf
de kaartplotter
Wanneer uw kaartplotter is verbonden met een marifoon
die compatibel is met Garmin NMEA 2000 en u een SOS-
of man-over-boord-locatie markeert, wordt op de marifoon
de pagina Noodoproep weergegeven zodat u snel een
noodoproep kunt doen.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij de marifoon voor
informatie over het uitvoeren van noodoproepen via
de marifoon. Meer informatie over het markeren van
een MOB- of SOS-locatie vindt u in
boordlocatie of een andere SOS-locatie markeren,
pagina
32.
Positie bijhouden
U kunt een VHF-radio aansluiten op hetzelfde NMEA
2000 netwerk als de kaartplotter om positiemeldingen te
verzenden en vaartuigen te volgen die positiemeldingen
verzenden. Het vaartuig moet de juiste PGN-gegevens
(PGN 129808; DSC-oproepinformatie) verzenden om
deze functie te kunnen gebruiken.
Elke ontvangen oproep met een positiemelding wordt
opgenomen in de DSC-lijst
Een positierapport weergeven
1 Selecteer Info > Overige schepen > DSC-lijst.
2 Selecteer een oproep met een positiemelding.
3 Selecteer Bekijk.
4 Selecteer een optie:
• Als u de details van het positierapport wilt bekijken,
selecteert u
.
• Als u een kaart wilt weergeven waarop de locatie is
gemarkeerd, selecteert u
Naar een schip navigeren waarvan u de positie
bijhoudt
1 Selecteer Info > Overige schepen > DSC-lijst.
2 Selecteer een oproep met een positiemelding.
3 Selecteer Bekijk > Navigeren naar.
4 Selecteer Ga naar of Route naar.
Digital Selective Calling (DSC)
Een man-over-
(DSC-lijst, pagina
70).
.
Een waypoint maken op de positie van een schip
waarvan u de positie bijhoudt
1 Selecteer Info > Overige schepen > DSC-lijst.
2 Selecteer een oproep met een positiemelding.
3 Selecteer Bekijk > Via-punt maken.
Informatie in een positiemelding bewerken
1 Selecteer Info > Overige schepen > DSC-lijst.
2 Selecteer een oproep met een positiemelding.
3 Selecteer Bekijk > Wijzigen.
• Selecteer Naam om de naam van het schip in te
voeren.
• Selecteer Symbool om een nieuw symbool te
selecteren, indien beschikbaar.
• Selecteer Opmerking om een opmerking in te
voeren.
• Selecteer Sporen om een lijn weer te geven die het
spoor van het schip aangeeft als uw marifoon de
positie van het schip bijhoudt.
• Selecteer Lijn van spoor om een kleur voor de lijn
van het spoor te kiezen.
Een oproep met een positiemelding verwijderen
1 Selecteer Info > Overige schepen > DSC-lijst.
2 Selecteer een oproep met een positiemelding.
3 Selecteer Bekijk > Wijzigen > Wis rapport.
Sporen van schepen weergeven op de kaart
U kunt in sommige kaartweergaven de sporen weergeven
van alle schepen waarvan u de positie bijhoudt.
Standaard geeft een zwarte lijn het pad van het schip,
een zwarte stip elke eerder gemelde positie van een schip
waarvan u de positie bijhoudt en een blauwe vlag de
laatst gemelde positie van het schip aan.
1 Selecteer vanuit een kaart of 3D-kaartweergave
Opties > Lagen > Overige schepen > DSC > DSC-
sporen.
2 Selecteer het aantal uren dat schepen waarvan u de
positie bijhoudt worden weergegeven op de kaart.
Als u bijvoorbeeld 4 uur selecteert, worden alle punten
van sporen (van minder dan vier uur oud) voor
bijgehouden schepen op de kaart weergegeven.
Persoonlijke standaardoproepen
Wanneer u de kaartplotter aansluit op een Garmin
marifoon, kunt u de interface van de kaartplotter gebruiken
voor het uitvoeren van persoonlijke standaardoproepen.
Wanneer u een persoonlijke standaardoproep uitvoert
vanaf de kaartplotter, kunt u het gewenste DSC-kanaal
selecteren voor de communicatie. De marifoon verzendt
dit verzoek tegelijk met uw oproep.
Een DSC-kanaal selecteren
OPMERKING: De keuze van een DSC-kanaal is
beperkt tot de kanalen die beschikbaar zijn op alle
frequentiebanden. Het standaardkanaal is 72. Als u een
ander kanaal selecteert, gebruikt de kaartplotter dat
71