Op sommige modellen kunt u ook de instelling M-Scope
gevoeligheid aanpassen om de snelheidsdrempel voor
doelmarkering te wijzigen. Een hogere instelling markeert
tragere doelen en een lagere instelling markeert alleen
snellere doelen.
Een bewakingszone inschakelen
U kunt een bewakingszone inschakelen om u te
waarschuwen als een object een opgegeven gebied rond
uw boot binnenkomt.
Selecteer in een radarscherm Opties > Radaropties >
Bewakingszone.
Een cirkelvormige bewakingszone inschakelen
Voordat u de grenzen van de zone kunt bepalen,
moet u eerst een bewakingszone inschakelen
bewakingszone inschakelen, pagina
U kunt een cirkelvormige bewakingszone definiëren die
uw boot volledig omsluit.
1 Selecteer in een radarscherm Opties > Radaropties >
Bewakingszone >
2 Selecteer Cirkel.
3 Selecteer de locatie van de cirkel van de buitenste
bewakingszone.
4 Selecteer de locatie van de cirkel van de binnenste
bewakingszone om de breedte van de bewakingszone
te bepalen.
Een gedeeltelijke bewakingszone inschakelen
U kunt ook de grenzen opgeven van een bewakingszone
die uw boot niet volledig omsluit.
1 Selecteer in een radarscherm Opties > Radaropties >
Bewakingszone >
2 Sleep de cursor naar de buitenste hoek van de
bewakingszone
.
3 Selecteer Hoek 2.
4 Sleep de cursor naar de binnenste hoek van
de bewakingszone
bewakingszone te definiëren.
5 Selecteer OK.
Radar
(Een
59).
.
.
om de breedte van de
MARPA
WAARSCHUWING
Deze functie is bedoeld om u meer informatie over uw
omgeving te bieden, maar kan aanvaringen niet onder
alle omstandigheden voorkomen. U bent verantwoordelijk
voor de veilige en verantwoorde besturing van uw vaartuig
en voor het bewust blijven van obstakels of gevaren in
of rond het water. Als u dit niet doet, kan dit leiden tot
een ongeval en kunnen eigendommen beschadigd raken,
of kan dit ernstig persoonlijk letsel of de dood tot gevolg
hebben.
Met Mini-automatic Radar Plotting Aid (MARPA) kunt
u doelen identificeren en traceren. De functie wordt
voornamelijk gebruikt om aanvaringen te voorkomen. Om
MARPA te kunnen gebruiken moet u eerst een MARPA-
tag aan een object toewijzen. De radar volgt automatisch
het gelabelde object en geeft u informatie over dat object,
waaronder het bereik, de peiling, snelheid, GPS-koers, het
moment waarop dat object het dichtst bij u was en het
tijdstip daarvan. MARPA geeft de status van elk gelabeld
object aan (zoeken, verloren, volgen of gevaarlijk) en de
kaartplotter kan een waarschuwingssignaal geven als het
object uw veiligheidszone binnenkomt.
Voordat u MARPA kunt gebruiken, moet een koerssensor
zijn verbonden en moet een actief GPS-signaal
beschikbaar zijn. De koerssensor moet het NMEA 2000
parametergroepsnummer (PGN) 127250 of het NMEA
0183-uitvoertelegram HDM of HDG aanleveren.
Symbolen voor zoeken met MARPA
Een doel zoeken. Concentrische, gestippelde
groene cirkels stralen golven vanuit het doel uit
als de radar op het doel is gericht.
Doel is gevonden. Een effen groene cirkel geeft
de locatie van het doel aan waarop de radar is
gericht. Een groene stippellijn die aan de cirkel
vastzit, geeft de geprojecteerde koers over de
grond of de GPS-koers van het doel aan.
Gevaarlijk doel binnen bereik. Een rode cirkel
knippert bij het doel terwijl er een waarschu-
wingssignaal klinkt en een melding wordt
gegeven. Nadat het alarm is bevestigd, geeft
een effen rode punt met daaraan een rode stip-
pellijn de locatie en de geprojecteerde koers
over de grond of de GPS-koers van het doel
aan. Als het alarm voor het aanvaringsgevaar
is uitgeschakeld, knippert het doel maar gaat er
geen waarschuwingssignaal af en wordt er geen
melding gegeven.
Doel is verdwenen. Een effen groene cirkel met
een X erin geeft aan dat de radar niet op het
doel kon worden vastgezet.
Dichtstbijzijnd punt van nadering en tijd tot
dichtstbijzijnd punt van nadering voor een
gevaarlijk doel.
59