Instellingen: Hiermee past u de kaartinstellingen aan
(Kaartinstellingen, pagina
Wijzig overlays: Hiermee wijzigt u welke gegevens
worden getoond op het scherm
aanpassen, pagina
7).
Kaartlagen
U kunt kaartlagen in- en uitschakelen en functies van
de kaarten aanpassen. De instellingen zijn alleen van
toepassing op de gebruikte kaart of kaartweergave.
OPMERKING: Niet alle instellingen zijn van toepassing
op alle kaarten en kaartplottermodellen. Voor een aantal
opties zijn premiumkaarten of aangesloten accessoires
vereist.
OPMERKING: De menu's kunnen bepaalde instellingen
bevatten die niet worden ondersteund door de
geïnstalleerde diagrammen of uw huidige locatie. Als
u deze instellingen wijzigt, hebben de wijzigingen geen
invloed op de grafiekweergave.
Selecteer in een kaart Opties > Lagen.
Kaart: Hiermee toont en verbergt u kaartgerelateerde
elementen
(Instellingen kaartlaag, pagina
Mijn boot: Hiermee toont en verbergt u aan de boot
gerelateerde elementen
pagina
24).
Gebruikersgegevens beheren: Hiermee toont en
verbergt u gebruikersgegevens, zoals waypoints,
grenzen en tracks. Ook opent u zo
lijsten met gebruikersgegevens
Gebruikersgegevens, pagina
Overige schepen: Hiermee past u de manier aan waarop
andere vaartuigen worden getoond
Overige schepen, pagina
Water: Hiermee toont en verbergt u diepte-elementen
(Instellingen waterlaag, pagina
Quickdraw Contours: Hiermee toont en verbergt u
Garmin Quickdraw Contours data
Contouren instellingen, pagina
Weer: Hiermee toont en verbergt u weergerelateerde
elementen
(Instellingen weerlaag, pagina
Instellingen kaartlaag
Selecteer Opties > Lagen > Kaart op een kaart.
Satellietfoto's: Bij gebruik van bepaalde premiumkaarten
kunt u op de navigatiekaart satellietbeelden met hoge
resolutie weergeven van het land of van zowel het
land als de zee
(Satellietbeelden op de navigatiekaart
weergeven, pagina
20).
OPMERKING: Deze instelling moet zijn ingeschakeld
om Standard Mapping grafieken weer te geven.
Getijden & stromingen: Toont indicators van
stromingenstations en getijdenstations op de kaart
(Indicaties voor getijden en stromingen weergeven,
pagina
19) en schakelt de schuifregelaar voor getijden
en stromingen in, waarmee u de tijd kunt instellen voor
de getijden en stromingen die worden vermeld op de
kaart.
24
26).
(De gegevensoverlays
24).
(Instellingen laag Mijn boot,
(Instellingen laag
25).
(Instellingen laag
25).
25).
(Garmin Quickdraw
29).
26).
Nuttige punten op land: Toont nuttige punten aan land.
Navigatiemiddel: Toont navigatiehulpmiddelen, zoals
ATONs en knipperende lichten, op de kaart. Hiermee
kunt u het NOAA of IALA navigatiekenmerktype
selecteren.
Servicepunten: Toont locaties voor watersportdiensten.
Diepte: Past de elementen op de dieptelaag aan
(Instellingen dieptelaag, pagina
Beperkt toegankelijke gebieden: Toont informatie over
verboden gebieden op de kaart.
Fotopunten: Toont camerapictogrammen voor luchtfoto's
(Luchtfoto's van oriëntatiepunten weergeven,
pagina
20).
Instellingen dieptelaag
Selecteer Opties > Lagen > Kaart > Diepte op een kaart.
Dieptearcering: Hiermee bepaalt u de arcering tussen de
bovenste en onderste diepte.
Ondiep-arcering: Hiermee stelt u de arcering in vanaf de
kustlijn naar de opgegeven diepte.
Puntpeilingen: Hiermee worden dieptepeilingen in- en
uitgeschakeld en een gevaarlijke diepte ingesteld.
Dieptepeilingen die overeenkomen met de opgegeven
gevaarlijke diepte of die minder diep zijn, worden met
rode tekst weergegeven.
Contouren viskaart: Hiermee stelt u het zoomniveau
in voor een gedetailleerde weergave van
bodemcontouren en dieptepeilingen en kunt u de
kaartweergave vereenvoudigen voor optimaal gebruik
tijdens het vissen.
Instellingen laag Mijn boot
Selecteer vanuit een kaart Opties > Lagen > Mijn boot.
Koerslijn: Hiermee wordt de koerslijn weergegeven en
aangepast. Dit is een lijn op de kaart vanaf de boeg van
de boot in de richting van de vaarkoers
hoekmarkeringen instellen, pagina
Actieve sporen: Hiermee toont u het actieve spoor op de
kaart en wordt het menu Actieve spooropties geopend.
Windroos: Hiermee toont u een visuele weergave van
door de aangesloten windsensor geleverde informatie
over windhoek of windrichting en stelt u de windbron in.
Kompasroos: Toont een kompasroos rond uw boot,
waarmee de kompasrichting wordt aangeven op basis
van de koers van de boot. Als u deze optie inschakelt,
wordt de optie Windroos uitgeschakeld.
Bootpictogram: Hiermee stelt u het pictogram voor uw
actuele locatie op de kaart in.
Leylijninstellingen
Sluit een windsensor aan op de kaartplotter om de
leylijnfuncties te gebruiken.
In de zeilmodus
(Het type boot instellen voor zeilfuncties,
pagina
38) kunt u leylijnen weergeven op de
navigatiekaart. Leylijnen kunnen erg handig zijn tijdens
zeilraces.
24).
(De koerslijn en
41).
Kaarten en 3D-kaartweergaven