ruis kan afnemen of trends op de langere termijn
kunnen worden weergegeven. Als u de filterinstelling
verhoogt, neemt de effening toe en als u de
filterinstelling verlaagt, neemt de effening af. Bij een
filterinstelling van 0 wordt het filter uitgeschakeld en de
weergegeven waarde is de ruwe waarde van de bron.
U kunt deze instellingen ook synchroniseren op alle
toestellen waarop de instelling Synchronisatiefilters is
ingeschakeld.
Toetsenbordindeling: Hiermee rangschikt u de knoppen
op het schermtoetsenbord.
Schermafdruk opslaan: Hiermee kunt u
schermafbeeldingen opslaan.
Weergave menubalk: Toont en verbergt de menubalk
automatisch wanneer deze wel of niet nodig is.
Eenheden instellen
Selecteer Instellingen > Voorkeuren > Eenheden.
Systeemeenheden: Stelt de systeemeenheid in voor het
toestel. Met Aangepast > Diepte > Vadems wordt
bijvoorbeeld de notatie van de diepte ingesteld op
Vadems.
Afwijking: Hiermee wordt de magnetische afwijking, de
hoek tussen het magnetische noorden en het ware
noorden, ingesteld voor uw huidige locatie.
Noordreferentie: Stelt de richtingreferenties in voor
het berekenen van de koersinformatie. Wr stelt het
geografische noorden in als de noordreferentie. Grid
stelt het kaartnoorden in als de noordreferentie
(000º).Magnetisch stelt het magnetische noorden in als
de noordreferentie.
Positieweergave: Hiermee selecteert u de positieformaat
waarmee een locatie wordt aangeduid. Wijzig het
positieformaat alleen wanneer u een kaart gebruikt met
een afwijkende indeling.
Kaartdatum: Hiermee stelt u het coördinatensysteem van
de kaart in. Wijzig deze instelling alleen wanneer u een
kaart gebruikt met een afwijkende kaartindeling.
Tijd: Hiermee kunt u de tijdweergave, tijdzone en
zomertijd instellen.
Navigatie-instellingen
OPMERKING: Voor sommige instellingen en opties zijn
extra kaarten of toestellen vereist.
Selecteer Instellingen > Voorkeuren > Navigatie.
Routelabels: U kunt instellen welk type labels wordt
weergegeven voor koerswijzigingen op de kaart.
Koerswijzigingsovergang: Hiermee kunt u instellen
hoe de kaartplotter overschakelt naar de volgende
koerswijziging of het volgende routedeel op de route.
U kunt de overschakeling instellen op basis van tijd
of afstand voorafgaand aan de koerswijziging. Door
de waarden tijd of afstand te verhogen, kunt u de
nauwkeurigheid van de stuurautomaat bij het navigeren
van een route of het volgen van een Auto Guidance-lijn
vergroten bij veel wendingen en bij hoge snelheden.
Voor rechtere routes en lagere snelheden kan het
Toestelconfiguratie
verlagen van deze waarde de nauwkeurigheid van de
stuurautomaat vergroten.
Snelheidsbronnen: Hiermee kunt u de bron voor
snelheidsmetingen instellen.
Auto Guidance: Stelt de meeteenheden in voor de
Voorkeursdiepte, Vrije doorvaarthoogte en Afstand
kustlijn wanneer bepaalde premiumkaarten worden
gebruikt.
Begin van route: Selecteert een beginpunt voor
routenavigatie.
Configuraties van Auto Guidance routes
VOORZICHTIG
De instellingen voor Voorkeursdiepte en Vrije
doorvaarthoogte zijn van invloed op de manier waarop de
kaartplotter een Auto Guidance route berekent. Als een
gedeelte van een Auto Guidance route minder diep is dan
de Voorkeursdiepte of lager dan de Vrije doorvaarthoogte
instellingen, wordt het gedeelte van de Auto Guidance
route weergegeven als een ononderbroken oranje lijn of
een rode gestreepte lijn in Garmin Navionics+ en Garmin
Navionics Vision+ kaarten, en wordt het weergegeven als
een magenta en grijze gestreepte lijn in eerdere versies.
Er wordt een alarmbericht weergegeven wanneer uw boot
een van deze gebieden binnenvaart
de route, pagina
30).
OPMERKING: In sommige gebieden is Auto Guidance
beschikbaar bij premiumkaarten.
OPMERKING: Niet alle instellingen zijn van toepassing op
alle kaarten.
U kunt de parameters instellen die door de kaartplotter
worden gebruikt bij het berekenen van een Auto Guidance
route.
Selecteer Instellingen > Voorkeuren > Navigatie > Auto
Guidance.
Voorkeursdiepte: Hiermee stelt u de minimale
waterdiepte in, gebaseerd op dieptegegevens van de
kaart, waarin uw boot veilig kan varen.
OPMERKING: De minimale waterdiepte voor de
premiumkaarten (van vóór 2016) is 0,9 meter (3 ft.).
Als u een waarde invoert van minder dan 0,9 meter (3
ft.), gebruikt de kaart alleen diepten van 0,9 meter (3 ft.)
bij het berekenen van een Auto Guidance route.
Vrije doorvaarthoogte: Hiermee kunt u de minimale
hoogte voor bruggen of obstakels instellen, gebaseerd
op de kaartgegevens, waar de boot nog veilig
onderdoor kan varen.
Afstand kustlijn: Hiermee stelt u in hoe dicht op de kust u
de Auto Guidance route wilt plaatsen. De route wordt
mogelijk verplaatst als u deze instelling tijdens het
navigeren wijzigt. De voor deze instelling beschikbare
waarden zijn relatief in plaats van absoluut. Om ervoor
te zorgen dat de route op de juiste afstand van
de kust wordt geplaatst, kunt u de plaatsing van
de route beoordelen aan de hand van een of meer
bekende bestemmingen waarvoor navigatie door nauw
(Kleurcodering van
99