3 Selecteer Stel bereik in en selecteer een afstand op
de kaart.
4 Selecteer Terug.
Systeemalarmen
Selecteer Instellingen > Alarmen > Systeem.
Klok
Stelt een wekker in.
Voedingspanng: Hiermee stelt u een alarmsignaal in
dat afgaat als de accuspanning is gedaald tot een
opgegeven voltage.
GPS-nauwkeurigheid: Hiermee stelt u een alarmsignaal
in dat afgaat als de nauwkeurigheid van de GPS-locatie
buiten een door de gebruiker gedefinieerde waarde
valt.
Sonaralarmen
WAARSCHUWING
De sonaralarmfunctie is alleen een hulpmiddel voor
situationeel bewustzijn en voorkomt misschien niet onder
alle omstandigheden dat u aan de grond loopt. Het is uw
verplichting om een veilige bediening van het vaartuig te
garanderen.
VOORZICHTIG
De instelling Zoemer moet zijn ingeschakeld om
alarmen te laten horen
(Scherm- en geluidsinstellingen,
pagina
97). Het niet instellen van akoestische alarmen kan
leiden tot letsel of schade aan eigendommen.
OPMERKING: Niet alle opties zijn beschikbaar op alle
transducers.
Selecteer Opties > Echoloodinstelling > Alarmen in een
geschikte sonarweergave.
U kunt de sonaralarmen ook openen door Instellingen >
Alarmen > Echolood te selecteren.
Ondiep water: Hiermee stelt u een alarm in dat afgaat als
de diepte onder de opgegeven waarde komt.
Diep water: Hiermee stelt u een alarm in dat afgaat als de
diepte boven de opgegeven waarde komt.
FrontVü alarm: Hiermee stelt u een alarm in dat afgaat
als de diepte aan de voorkant van het vaartuig minder
is dan de gespecificeerde waarde. U voorkomt zo dat u
strandt
(Het FrontVü dieptealarm instellen, pagina
Dit alarm is alleen beschikbaar met Panoptix FrontVü
transducers.
Watertemperatuur: Hiermee stelt u een alarm in dat
afgaat als de transducer een temperatuur doorgeeft
die 2°F (1,1°C) hoger of lager is dan de opgegeven
temperatuur.
Contour: Hiermee kunt u opgeven dat er een alarm moet
afgaan als het toestel een zwevend doel detecteert
in de opgegeven diepte vanaf het wateroppervlak en
vanaf de bodem.
Vis: Hiermee kunt u een geluidsalarm instellen voor als
het toestel een zwevend doel detecteert.
102
•
laat het alarm afgaan wanneer vissen van
elke grootte worden gedetecteerd.
•
laat het alarm alleen afgaan wanneer
middelgrote of grote vissen worden gedetecteerd.
•
laat het alarm alleen afgaan wanneer grote
vissen worden gedetecteerd.
Weeralarmen instellen
Voordat u weeralarmen kunt instellen, moet u een
compatibele kaartplotter aansluiten op een weertoestel,
zoals een GXM toestel, en beschikken over een geldig
weerabonnement.
1 Selecteer Instellingen > Alarmen > Weer.
2 Schakel alarmen in voor specifieke
weersomstandigheden.
Het brandstofalarm instellen
De instelling Zoemer moet zijn ingeschakeld om
alarmen te laten horen
pagina
97). Het niet instellen van akoestische alarmen kan
leiden tot letsel of schade aan eigendommen.
U kunt een alarm laten afgaan wanneer de totale
hoeveelheid resterende brandstof aan boord het door u
opgegeven niveau bereikt.
1 Selecteer Instellingen > Alarmen > Brandstof.
2 Indien nodig selecteert u een aandrijflijn.
3 Selecteer Aan.
4 Voer de resterende hoeveelheid brandstof in waarbij
het alarm moet afgaan.
5 Indien nodig herhaalt u stap 2 t/m 4 voor alle
aandrijflijnen.
Mijn boot instellingen
OPMERKING: Voor sommige instellingen en opties zijn
extra kaarten of toestellen vereist.
Selecteer Instellingen > Mijn boot.
Voor meer informatie raadpleegt u de handleiding van uw
Volvo Penta.
Transducers: Toont alle transducers op het netwerk.
Zo kunt u transducers wisselen en diagnostische
informatie bekijken
53).
pagina
46).
Diepte en anker: Hiermee kunt u informatie invoeren over
de kiel
(De kielcorrectie instellen, pagina
anker.
De waarde Ankerhoogte is de hoogte van het
anker boven de waterlijn. De waarde Ankerbereik is
de verhouding tussen de gebruikte lengte van de
ankerketting en de verticale afstand vanaf de boeg van
het schip tot de bodem. Deze ankerinstellingen worden
gebruikt voor het berekenen van het gegevensveld
Ankerkettingdoel.
Temperatuurcorrectie: Hiermee kunt u
een correctiewaarde instellen voor de
VOORZICHTIG
(Scherm- en geluidsinstellingen,
(Het transducertype selecteren,
40) en het
Toestelconfiguratie