2. Opladen
DC-laden wordt bereikt door het
voertuig via de connector aan te sluiten
op een DC-lader.
Ontgrendel de klep van de laadpoort
●
en open vervolgens de poortdeur en
de dop.
De voertuigpoort aansluiten:
●
Steek de laadconnector in de
●
poort en vergrendel deze.
Bedien de laadapparatuur om te
●
beginnen met opladen.
Het indicatielampje van de
●
oplaadaansluiting
branden op het instrumentenpaneel.
Tijdens het laadproces geeft het
●
instrumentenpaneel relevante
laadparameters en het laadteken
weer.
3. Opladen stoppen
Het opladen beëindigen:
●
Het opladen eindigt automatisch
●
wanneer de vroege stoptijd is
verstreken of het opladen is
voltooid.
Koppel de oplaadpoort los:
●
Verwijder de oplaadconnector.
●
Druk tweemaal binnen drie
●
seconden op de ontgrendelknop
of druk op de microschakelaar op
gaat
de deurgreep om het opladen te
stoppen.
Wanneer het opladen van de DC-
●
laadpaal is voltooid, organiseert u de
laadapparatuur en slaat u de
laadconnector op de juiste plaats op.
Plaats de dop van de DC-
●
oplaadpoort terug en sluit de
poortdeur.
HERINNERING
• Sluit de klep van de laadpoort
niet wanneer de poortdop
volledig open is.
VOORZICHTIG
• Als de oplaadconnector niet kan
worden verwijderd na het
ontgrendelen, probeer dan nog
een paar ontgrendelpogingen.
Als dat niet werkt, probeer dan
het ontgrendelen in een
noodgeval. Zie voor de
bedieningsprocedure
"Ontgrendelen van de laadpoort
in noodgevallen" in
"Antidiefstalvergrendeling van de
oplaadpoort".
• Om de oplaadpoort na DC-laden
te ontgrendelen, drukt u
tweemaal binnen drie seconden
op de ontgrendelknop om de
handeling te laten slagen.
• Zie de oplaadinstructies voor
specifieke voorzorgsmaatregelen
voor het opladen.
WAARSCHUWING
• Raadpleeg de oplaadinstructies
voor veiligheidswaarschuwingen
voor opladen.
04
93