uuTijdens het rijdenuWaarschuwingssysteem voor bandenspanning
Waarschuwingssysteem voor bandenspanning
Het waarschuwingssysteem voor bandenspanning van dit voertuig meet niet rechtstreeks de
bandenspanning, maar controleert en vergelijkt de afrolradius en
omwentelingseigenschappen van elk wiel en elke band tijdens het rijden om te bepalen of één
of meer banden een zeer lage spanning hebben.
Controlelampje lage
a
bandenspanning/
waarschuwingssysteem
bandenspanning
398
Hierdoor gaat het controlelampje van het
waarschuwingslampje voor lage bandenspanning
branden en verschijnt er een bericht op de meter.
1Waarschuwingssysteem voor bandenspanning
Het systeem controleert de banden niet tijdens het rijden bij
lage snelheid.
Lage omgevingstemperaturen en hoogteveranderingen zijn
direct van invloed op de bandenspanning en kunnen ertoe
leiden dat het controlelampje lage bandenspanning/
waarschuwing bandenspanning gaat branden.
De bandenspanning van banden die zijn gevuld in:
•
Warm weer kan in koud weer te laag worden.
•
De bandenspanning bij koud weer kan in warm weer te
hoog worden.
Het controlelampje lage bandenspanning/
waarschuwingssysteem bandenspanning gaat niet branden
bij te hoge bandenspanning.
Het is mogelijk dat het waarschuwingssysteem voor
bandenspanning niet goed functioneert wanneer het
bandentype en de bandenmaat gemengd zijn.
Zorg dat u banden van hetzelfde type en dezelfde maat
gebruikt.
Banden controleren en onderhouden
2
BLZ. 598
Het controlelampje lage bandenspanning/waarschuwing
bandenspanning kan vertraagd gaan branden of helemaal
niet gaan branden als:
•
U snel gas geeft, afremt of aan het stuurwiel draait.
•
U op besneeuwde of gladde wegen rijdt.
•
Sneeuwkettingen worden gebruikt.