BASISPROCEDURES
ontgrendelen en verwijderen
van de dop.
1. Sleutelgat brandstoftankdop
5.
Vul de tank tot het brandstof-
niveau de vulbuis bereikt.
1. Vulbuis
2. Brandstofpeil
OPMERKING: Probeer de brand-
stoftank niet volledig te vullen. Laat
wat ruimte zodat de brandstof bij
wisselende temperaturen nog kan
uitzetten.
6.
Veeg gemorste brandstof af.
Als u brandstof op het lichaam
morst, afwassen met water
en zeep en van kleren wisse-
len.
7.
Voor het sluiten van de
brandstoftankdop drukt u de
brandstoftankdop op zijn
plaats met de sleutel volledig
in het slot. Draai de sleutel
linksom naar de oorspronkelij-
ke positie voor het vergrende-
len van de brandstoftankdop.
Verwijder vervolgens de sleu-
tel en sluit de slotkap van de
brandstoftankdop.
62
OPMERKING: De brandstoftank-
dop sluit niet goed als de sleutel
niet in het slot zit. U kunt de sleutel
niet uit de brandstoftankdop verwij-
deren als deze niet vergrendeld is.
WAARSCHUWING
Zorg er na bijtanken altijd voor
dat de brandstoftankdop goed
gesloten is, voordat u het voer-
tuig gebruikt.
Ophanging afstellen
Ophangingsarmen voor (Alle
modellen behalve F3 Base)
Raadpleeg een Can-Am-dealer voor
bijstelling van de voorwielophan-
ging.
Achterwielophanging
T-modellen
De luchtgeveerde achterophanging
staat voor algemeen gebruik onder
druk. Als de belasting op het voer-
tuig verandert (bv. een extra passa-
gier, zwaardere lading) of als u lie-
ver een zachtere of hardere instel-
ling wenst, kan de druk op de ach-
terophanging aan uw voorkeur
worden aangepast.
OPMERKING: De lucht in de
luchtvering kan na verloop van tijd
afnemen. Geadviseerd wordt de
luchtvering regelmatig te controle-
ren, zelfs als de belading niet veran-
dert.
De druk van de ophanging is afstel-
baar door de luchtvering met lucht
bij te pompen of af te laten. Ge-
bruik een gereguleerde luchtcom-
pressor of handpomp en een druk-
meter.
Om de ophanging zachter te maken
verlaagt u de luchtdruk en om de