ONDERHOUDSPROCEDURES
3.
Sluit de RODE (+) kabel aan
op de overeenstemmende
pool.
4.
Sluit de ZWARTE (-) kabel aan
op de overeenstemmende
pool.
OPMERKING
Verbind altijd eerst
de RODE (+) kabel om schade
aan het elektrische systeem van
het voertuig te vermijden.
1. ZWARTE (-) pool
2. RODE (+) pool
5.
Start de acculader. De oplaad-
tijd hangt af van het laadver-
mogen.
Als de accu is opgeladen:
6.
Sluit eerst de ZWARTE (-) ka-
bel aan.
7.
Verwijder de RODE (+) kabel.
OPMERKING
eerst de ZWARTE (-) kabel om
schade aan het elektrische sys-
teem van het voertuig te vermij-
den.
8.
Plaats de mand terug en sluit
het opbergvak vooraan.
Hiervoor mag een standaard accu-
lader worden gebruikt. Het aanbe-
volen laadvermogen is 2 A. Als de
accu leeg is kan deze met een
startkabel aan een autoaccu wor-
den gestart (zie het onderdeel RE-
PARATIE ONDERWEG ).
Om de accu thuis op te laden kan
deze traag worden opgeladen met
een "druppellader". Dat soort lader
kan gedurende langere tijd aange-
sloten blijven zonder de accu te
beschadigen. Houd u steeds aan
128
Ontkoppel altijd
de laadtijd die is aanbevolen in de
aanwijzingen bij de lader.
Aandrijfriem
Inspecteer voor iedere rit de toe-
stand van de riem en of deze goed
is uitgelijnd.
De uitlijning en afstelling van de
riem dient steeds te worden uitge-
voerd door een erkende Can-Am
On-Road dealer volgens het ON-
DERHOUDSSCHEMA .
Uitlijning van de aandrijfriem
Als de riem voorbij de buitenste
rand van de tand gaat, moet u de
riem zo snel mogelijk laten uitlijnen
bij een officiële Can-Am On-Road-
dealer.
OPMERKING: De riem mag NIET
in contact komen met de flens van
het VOORSTE KETTINGWIEL.
TYPISCH
1. Kettingwiel vooraan
2. Achterste tandwiel
TYPISCH - KETTINGWIEL VOORAAN
1. Tanden van voorste tandwiel
2. Riem
3. Flens kettingwiel
4. Ruimte tussen flens en riem