Als het telefoonsnoer dat bij de printer is geleverd niet lang genoeg is, kunt u een langere tweedradig
telefoonsnoer gebruiken en het snoer verlengen. U kunt een dergelijk snoer kopen in een
elektronicawinkel die telefoonaccessoires verkoopt.
Probeer een werkende telefoon en een werkend telefoonsnoer aan te sluiten op de wandcontactdoos
●
voor de telefoon die u gebruikt voor de printer en controleer of u een kiestoon hoort. Als u geen kiestoon
hoort, neemt u contact op met de telefoonmaatschappij voor service.
Mogelijk is er andere apparatuur die gebruikmaakt van dezelfde telefoonlijn als de printer. U kunt de
●
printer bijvoorbeeld niet gebruiken om te faxen als de hoorn van een telefoontoestel dat gebruik maakt
van dezelfde telefoonlijn van de haak is, of als u de computermodem gebruikt om te e-mailen of te
surfen op internet.
Controleer of de fout wordt veroorzaakt door een ander proces. Controleer of op het display of op de
●
computer een foutmelding wordt weergegeven met informatie over het probleem en de manier waarop
u het kunt oplossen. In geval van een fout kan de printer pas faxberichten verzenden of ontvangen
wanneer de foutsituatie is opgelost.
Mogelijk zit er ruis op de telefoonlijn. Telefoonlijnen met een slechte geluidskwaliteit (ruis) kunnen
●
faxproblemen veroorzaken. Controleer de geluidskwaliteit van de telefoonlijn door een telefoontoestel
op een telefoonaansluiting aan te sluiten en vervolgens te luisteren of er sprake is van storingen of
andere ruis. Schakel als u ruis hoort de Foutcorrectiemodus (ECM) uit en probeer nogmaals te faxen. Zie
Fax verzenden in foutcorrectiemodus op pagina 59 voor informatie over het wijzigen van de
foutcorrectiemodus (ECM). Als het probleem zich blijft voordoen, neemt u contact op met uw
telefoonmaatschappij.
Als u een digitale telefoonaansluiting (DSL-service) gebruikt, moet u een DSL-filter gebruiken om goed
●
te kunnen faxen. Zie Situatie B: De printer configureren voor DSL op pagina 207 voor meer informatie.
Zorg ervoor dat de printer niet is verbonden met een telefoonaansluiting die is ingesteld voor digitale
●
telefoons. Als u wilt controleren of uw telefoonlijn digitaal is, sluit u een gewone analoge telefoon aan
op de lijn en luistert u naar de kiestoon. Als u geen normale kiestoon hoort, is de telefoonlijn mogelijk
bedoeld voor digitale telefoons.
Als u een PBX of een ISDN-adapter (Integrated Services Digital Network) gebruikt, moet de printer zijn
●
aangesloten op de juiste poort en moet de adapter zijn ingesteld op het juiste type switch voor uw land/
regio (als dat mogelijk is). Zie Situatie C: De printer configureren met een PBX-telefoonsysteem of een
ISDN-lijn op pagina 208 voor meer informatie.
De printer deelt dezelfde telefoonlijn met een DSL-service en de DSL-modem is mogelijk niet correct
●
geaard. Als de DSL-modem niet correct is geaard, kan deze ruis op de telefoonlijn veroorzaken.
Telefoonlijnen met een slechte geluidskwaliteit (ruis) kunnen faxproblemen veroorzaken. U kunt de
geluidskwaliteit van de telefoonlijn controleren door een telefoontoestel op een telefoonaansluiting aan
te sluiten en te luisteren of u storingen of ander ruis hoort. Als u storingen of ruis hoort, schakelt u de
DSL-modem uit en laat u de stekker gedurende minstens 15 minuten uit het stopcontact. Schakel de
DSL-modem vervolgens opnieuw in en luister opnieuw naar de kiestoon.
OPMERKING: Mogelijk zal er in de toekomst opnieuw ruis optreden op de telefoonlijn. Herhaal het
proces als de printer geen faxen meer verzendt en ontvangt.
Als er nog steeds veel ruis op de lijn is, neemt u contact op met de telefoonmaatschappij. Neem contact
op met de DSL-aanbieder voor informatie over het uitschakelen van de DSL-modem.
Het gebruik van een splitter veroorzaakt mogelijk faxproblemen. (Een splitter is een verdeelstekker die
●
wordt aangesloten op een telefoonaansluiting op de wand.) Probeer de problemen op te lossen door de
splitter te verwijderen en de printer rechtstreeks op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten.
NLWW
Faxproblemen oplossen 125