9
Rundefinities QIAsymphony SP
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe een monsterbereidingsrun moet worden opgezet en
geconfigureerd.
9.1
Een monstertype configureren
Opmerking: het monstertype staat standaard op 'Sample' (Monster). Als uw QIAsymphony SP niet
is verbonden met een QIAsymphony AS, kunt u dit hoofdstuk negeren.
Om een monster te wijzigen naar een positieve extractiecontrole (EC+) of een negatieve
extractiecontrole (EC-) dient u onderstaande stappen te volgen, zodat e.e.a. correct wordt verwerkt
op de QIAsymphony AS.
Opmerking: monstertypen worden opgeslagen in het rekbestand voor het corresponderende
elutierek. Het is niet mogelijk om op een later tijdstip de monstertypen te wijzigen.
9.2
Gebruik van virtuele streepjescodes
Afhankelijk van de configuratie van het apparaat, kan de QIAsymphony SP unieke virtuele
streepjescodes genereren voor buizen die niet zijn voorzien van een label met een streepjescode.
De structuur van de streepjescode is: '_Position number_Unique batch ID' (_Positienummer_Uniek
batch-ID) (bijvoorbeeld, _01_1000031). Posities die niet worden meegenomen in de run, kunnen
worden verwijderd met de knop Clear (Verwijderen).
QIAsymphony SP/AS Geconsolideerde bedieningshandleiding
1. Druk op ID/Type (ID-type) in het scherm Sample
Preparation/Batch/Define Sample
(Monsterbereiding/Batch/Monster definiëren).
2. Kies de monsters waarvan het monstertype moet worden
gewijzigd, door op de corresponderende knoppen te drukken.
3. Druk op EC+ of EC- om het monstertype te wijzigen van 'Sample'
(Monster) naar positieve extractiecontrole (EC+) of negatieve
extractiecontrole (EC-).
05/2022
103