Algemene bedienings- en veiligheidsvoorschriften
Zorgvuldigheid, voorzichtigheid, ervaring en rijvaardigheid zijn de beste voorzor-
gen die u kunt nemen tegen de risico's van het rijden met dit voertuig.
Bij de minste twijfel of het voertuig veilig over een hindernis of een bepaald deel
van het terrein raakt, kiest u beter een andere route.
Bij het offroad-rijden zijn vermogen en tractie belangrijker dan snelheid. Rijd nooit
sneller dan de zichtbaarheid toelaat en dan u nodig heeft om een veilige route te
kiezen.
Let constant op het terrein voor u zodat u plotse veranderingen in de hellingsgraad
of hindernissen, zoals rotsblokken of stronken, tijdig opmerkt. Zo voorkomt u dat
uw voertuig zijn stabiliteit verliest en kantelt of over de kop gaat.
Wanneer u een passagier meeneemt op een 2-UP model, heeft dit een grote
invloed op de besturing van uw voertuig, de stabiliteit en de remafstand. Ma-
tig uw snelheid altijd wanneer u een passagier meeneemt. Voorzie een langere
remafstand.
Gebruik het voertuig niet als de bedieningselementen niet normaal werken.
Controleer bij het achteruit rijden of er geen mensen of hindernissen achter het
voertuig staan. Rijd traag en vermijd scherpe bochten. Houd er bij 2-UP modellen
rekening mee dat de passagier uw zicht kan belemmeren. Laat hem afstappen,
indien nodig.
Activeer de parkeerrem altijd wanneer u stilstaat of parkeert. Dit is vooral belang-
rijk wanneer u op een helling parkeert. Op erg steile hellingen of als het voertuig
geladen is, moeten de wielen worden geblokkeerd met stenen of bakstenen.
Vergeet niet de brandstofklep dicht te draaien.
In de Europese Gemeenschap is het verplicht, de trekhaak te verwijderen (indien
geïnstalleerd), alvorens het voertuig op de openbare weg te gebruiken. Wie zich
niet aan dit voorschrift houdt kan in geval van een ongeluk verantwoordelijk zijn
voor extra verwondingen, zelfs met dodelijke afloop.
Bergop rijden
Door zijn configuratie kan dit voertuig uitstekend klimmen, zo goed zelfs dat het
eerder zal kantelen dan zijn tractie verliezen. Op het terrein komt het bijvoorbeeld
geregeld voor dat de top van een heuvel is geërodeerd tot een steile, scherpe
piek. Het voertuig kan deze helling perfect aan maar wanneer de voorkant van
het voertuig tijdens de beklimming te ver omhoog komt, kan het voertuig uit
balans raken en achteruit kantelen.
Dit kan ook gebeuren als de neus van het voertuig door een hindernis op de
grond te ver omhoog komt. Kies in een dergelijke situatie een andere route.
Houd daarbij rekening met de risico's van dwars op een helling rijden.
Het is ook raadzaam, na te gaan hoe het terrein er aan de andere kant van de
heuvel of glooiing uitziet. Al te vaak blijkt er een diepe afgrond te wachten en is
afdalen onmogelijk.
__________
__________
56
VEILIGHEIDSINFORMATIE