64
Het werkprofiel selecteren
U kunt de AP70/AP80 instellen met 6 verschillende werkprofielen die gerelateerd zijn aan
verschillende werkmodi of voorkeuren. Gebruik de controller van de AP70/AP80 om de
verschillende werkprofielen in te stellen. In het MFD wordt het actieve werkprofiel
weergegeven met de modusknop in het pop-upvenster Stuurautomaatcontroller en het
pop-upvenster Modusselectie. Als het MFD de controle heeft over de stuurautomaat, kunt u
hiermee instellen welk werkprofiel actief is.
Als u het werkprofiel wilt wijzigen met behulp van het MFD, moet de stuurautomaat in de
standby-modus staan.
1.
Druk op de modusknop in het pop-upvenster Stuurautomaatcontroller om het pop-
upvenster Modusselectie weer te geven
2.
Druk op de knop Werkprofielen om gedefinieerde werkprofielen weer te geven in het
pop-upvenster Werkprofielen selecteren
3.
Selecteer het werkprofiel dat u wilt activeren
4.
Druk op Sluiten om het pop-upvenster Werkprofielen selecteren te sluiten.
Schroeven in-/uitschakelen
Druk op de knop Cmd/Thrusters in het pop-upvenster Modusselectie om het pop-upvenster
Cmd/Thrusters te openen.
In het pop-upvenster Cmd/Thrusters staan opties voor het in-/uitschakelen van schroeven.
Stuurautomaat instellen
De stuurautomaatinstellingen kunnen worden gesplitst in instellingen die door de gebruiker
kunnen worden aangepast en instellingen die tijdens de installatie en inbedrijfstelling van
het stuurautomaatsysteem worden opgegeven.
•
Gebruikersinstellingen kunnen worden gewijzigd voor verschillende
gebruiksomstandigheden en gebruikersvoorkeuren
•
Installatie-instellingen worden opgegeven tijdens de inbedrijfstelling van het
stuurautomaatsysteem. Deze instellingen mogen niet meer worden gewijzigd
Zowel de gebruikersinstellingen als de installatie-instellingen zijn afhankelijk van welke
stuurautomaat-computer op het systeem is aangesloten.
Stuurautomaat
| NSS evo3 Gebruikershandleiding