58
Voorbeeld: met een snelheid van 20 knopen dient u een waypoint-cirkel te gebruiken met
een radius van 0,09 nm.
Ú Notitie:
De afstand tussen waypoints in een route mag niet kleiner zijn dan de radius
van de aankomstcirkel.
WIND-modus
Ú Notitie:
De WIND-modus is alleen beschikbaar als het systeem is ingesteld op Zeilboot
in het dialoogvenster Stuurautomaat in bedrijf stellen. Deze modus is niet beschikbaar
voor NAC-1-stuurautomaatcomputers.
Voor de WIND-modus wordt gestart, dient u te controleren of er geldige informatie van de
windtransducer beschikbaar is.
Begin het sturen op de windvaan als volgt:
1.
Wijzig de stuurautomaat in AUTO-modus
2.
Pas de koers aan tot de windhoek overeenkomt met de hoek die u wilt houden
3.
Selecteer de modus die in de stuurautomaatcontroller wordt aangegeven om het
stuurautomaatmenu te activeren. Selecteer vervolgens de WIND-modus
Op het moment dat de WIND-modus wordt geselecteerd, worden de ingestelde stuurkoers
(CTS) en windhoek ingevoerd vanuit de kompaskoers en de windtransducer. Vanaf dat punt
wijzigt de stuurautomaat de koers om de windhoek te handhaven, mocht de windrichting
veranderen.
Overstag gaan in WIND-modus
Ú Notitie:
De overstagfunctie is alleen beschikbaar als het systeem is ingesteld op het
boottype Zeilboot in het dialoogvenster Stuurautomaat in bedrijf stellen en is niet
beschikbaar voor NAC-1-stuurautomaatcomputers
Overstag wordt alleen voor de wind uitgevoerd en moet worden uitgeprobeerd op rustige
zee bij zwakke wind om te onderzoeken hoe dit werkt op uw boot. Door het grote aantal
bootkarakteristieken (van pleziervaart- tot raceboten) kan het gedrag van de overstagfunctie
van boot tot boot verschillen.
Overstag gaan in de WIND-modus wordt, in tegenstelling tot AUTO-modus, uitgevoerd
tijdens varen met schijnbare of ware wind als referentie. De warewindhoek moet kleiner zijn
dan 90 graden.
De draaisnelheid tijdens de overstag wordt bepaald door de overstagtijd die in de
vaarparameters is gedefinieerd. De overstagtijd wordt ook bestuurd door de snelheid van de
boot, om snelheidsverlies tijdens een overstag te voorkomen.
U kunt de overstagfunctie starten vanuit de WIND-modus.
Als u de overstag begint, spiegelt de stuurautomaat onmiddellijk de ingestelde windhoek
naar de andere kant van de boeg.
U kunt de overstagfunctie onderbreken door de tegenovergestelde overstagrichting te
selecteren, zolang de het dialoogvenster voor overstag open is. Als de functie onderbroken
wordt, gaat de boot terug naar de vorige ingestelde vaarrichting.
Gijpen
Gijpen is mogelijk als de ware windhoek groter is dan 120°.
De tijd om te gijpen wordt bepaald door de snelheid van de boot, om het zo snel mogelijk
gecontroleerd uit te voeren.
Sturen met wendpatroon
De stuurautomaat beschikt over een aantal automatische draaifuncties wanneer de
stuurautomaat in de modus AUTO staat.
Stuurautomaat
| NSS evo3 Gebruikershandleiding