6
Navigeren
Met behulp van de navigatiefunctie van het systeem kunt u naar de cursorpositie, een
waypoint of langs een eerder opgegeven route navigeren.
Als uw systeem over een stuurautomaat beschikt, kan deze worden ingesteld om het
vaartuig automatisch te besturen.
Ga naar "Waypoints, routes en tracks" op pagina 39 voor meer informatie over het plaatsen van
waypoints en het uitzetten van routes.
Navigatiepanelen
De Nav- en Positiepanelen kunnen worden gebruikt om informatie te tonen tijdens het
navigeren.
Het navigatiepaneel
U kunt het navigatiepaneel activeren op de Home pagina, ofwel als paneel op volledig
paginaformaat, ofwel als deel van een pagina met meerdere panelen.
1
Datavelden
2
Route-informatie
3
Vaartuigrichting
4
Peiling tot volgende routepunt
5
Peilingslijn met toegestane limiet voor koersafwijking
Bij het volgen van een route toont de peilingslijn de gewenste koers van het ene
waypoint naar het volgende. Tijdens het navigeren naar een waypoint
(cursorpositie, MOB of een ingevoerde lengte/breedtepositie), toont de peilingslijn
de gewenste koers vanaf het startpunt van de navigatie naar het waypoint.
6
Vaartuigsymbool
Geeft de afstand en peiling aan, relatief ten opzichte van de gewenste koers. Als de
XTE (koersafwijking) de gedefinieerde XTE-limiet overschrijdt, wordt dit
aangegeven met een rode pijl en de afstand vanaf de tracklijn. Raadpleeg "XTE-limiet"
op pagina 48.
7
Informatie over routepunten
Positiepanelen
U kunt wisselen tussen weergave van het navigatiepaneel en het positiepaneel. U kunt het
positiepaneel activeren in het menu.
Navigeren
| NSS evo3 Gebruikershandleiding
45