15.1
De machine voorbereiden voor het rijden op de weg
–
De machine is volledig en correct aan de trekker aangehangen, zie hoofdstuk
"Inbedrijfstelling".
–
De machine is stopgezet en beveiligd.
–
Alle beschermingen zijn gesloten en vergrendeld.
–
De trap is omhoog geklapt en vergrendeld.
–
De machine is ontdaan van verontreinigingen en oogstresten, met nam de verlichtings- en
aanduidingsvoorzieningen.
–
De achterklep is gesloten.
–
De knikdissel is omlaag bewogen.
–
De pick-up is uitgezet.
–
De snijinrichting is omhoog bewogen.
–
De afsluitkranen zijn gesloten.
–
De besturingsapparaten van de trekker staan in de neutrale stand.
–
De banden hebben geen sneden of breuken.
–
De banden hebben de correcte bandenspanning.
–
De steunvoet bevindt zich in de transportstand.
–
de parkeerrem losgemaakt is, zie hoofdstuk Inbedrijfstelling "Parkeerrem".
–
De verlichting voor het rijden op de weg is aangesloten, gecontroleerd en functioneert
correct.
–
De rem functioneert correct.
–
De kabels en leidingen zijn zodanig gelegd, dat deze bij bochten niet strak trekken of met
de trekkerwielen in aanraking kunnen komen.
–
Het scherm rijden op de weg is opgeroepen.
Rijden en transport
285