9.19
Functiebeschrijving van de toetsen
Nr
Toets
Functie
1
In en uitschakelen van de elektronica LED: Controlelamp ON/OFF/meldingen
2
Minustoets: Reductie van de snelheid bodemketting
3
Plustoets: Verhoging van de snelheid bodemketting
4
Met deze toets wordt de bodemketting-terugloop geactiveerd. De functie wordt alleen
uitgevoerd zolang de toets ingedrukt wordt LED AAN: Ventiel bodemketting terugloop
actief LED UIT: Ventiel van de bodemketting-terugloop niet actief
5
Met deze toets wordt de bodemketting-voorloop geactiveerd. Als de bodemketting-
voorloop actief is, kan deze gedeactiveerd worden door deze toe sopnieuw in te
drukken. LED AAN: Ventiel bodemketting voorloop actief LED UIT: Ventiel van de
bodemketting-voorloop niet actief
6
Met deze toets worden de doseerwalsen uitgeschakeld. LED AAN: Doseerwalsen UIT
LED UIT: evt. doseerwalsen AAN
7
Met deze toets worden de doseerwalsen ingeschakeld. LED AAN: Doseerwalsen AAN
LED UIT: evt. doseerwalsen UIT
8
Met deze toets wordt de functie dwarstransportband links bediend. LED AAN: Ventiel
dwarstransportband links actief LED UIT: Ventiel dwarstransportband links niet actief
9
Met deze toets wordt de functie dwarstransportband rechts bediend. LED AAN: Ventiel
dwarstransportband rechts actief LED UIT: Ventiel dwarstransportband rechts niet
actief
10
Met deze toets wordt de bodemketting-ijlgang geactiveerd. Als de bodemketting-
voorloop nog niet actief is, wordt deze ook ingeschakeld. Als de bodemketting snelle
gang actief is, kan deze gedeactiveerd worden door opnieuw op de toets te drukken.
De bodemketting-voorloop blijft dan nog actief en kan met de betreffende toets
gedeactiveerd worden. LED AAN: Functie wordt uitgevoerd LED UIT: Functie wordt
niet uitgevoerd
11
niet belegd
Met deze toets kan men alle functies stoppen. LED AAN: Functie wordt uitgevoerd
12
LED UIT: Functie wordt niet uitgevoerd
Bediening
121