KRONE bedieningseenheid Alpha
10.16
Parameter "Achterklepsensor" instellen
Bij GL-uitvoering
Als de boordcomputer is vervangen, moet de parameter voor de achterklepsensor worden
gecontroleerd en indien nodig gewijzigd.
Afb. 90
Balkindicatie aan:
Balkindicatie uit:
•
De sensortest inschakelen (zie hoofdstuk KRONE bedieningsterminal Alpha "Sensortest").
•
De toets (7)
Het controlelampje (2) gaat uit en het controlelampje (7) knippert.
Parameter instellen op "Sensor onder"
•
De toets (9)
De parameter "Sensor onder" is ingesteld.
De balkindicatie is uit.
Parameter instellen op "Sensor boven"
•
De toets (10)
De parameter "Sensor boven" is ingesteld.
De balkindicatie is aan.
Bedieningseenheid uitschakelen
•
De toets
142
Parameter ingesteld op "Sensor boven"
(sensor boven aan de achterklep bevestigd)
Parameter op "Sensor onder" ingesteld
(sensor onder aan de achterklep bevestigd)
indrukken.
indrukken.
indrukken.
indrukken.