Kenmerken in de trip modus (met uitval):
Meetgebied
Resolutie
Intrinsieke onzekerheid over de impedantiemeting
Piekmeetstroom tussen 90 en 270V
Piekmeetstroom tussen 270 en 550V
Intrinsieke onzekerheid over het resistieve gedeelte
Intrinsieke onzekerheid over het inductieve gedeelte
Werkingsonzekerheid over de impedantiemeting
Werkingsfrequentie
3: wanneer de impedantie >15Ω, geeft het apparaat 0.0 mH weer voor het inductieve gedeelte.
De duur van de meting hangt af van de spanning van de installatie, de waarde van de gemeten impedantie en de activering van
het filter voor gladstrijken (SMOOTH).
Als het gladstrijken geactiveerd is (SMOOTH modus), wordt de instabiliteit van de intrinsieke onzekerheid door 2 gedeeld (bijvoor-
beeld: ± 5pt wordt ± 2,5pt).
Max. toelaatbare weerstand voor de sonde voor spanningsmeting: 15kΩ.
Intrinsieke onzekerheid over de meting van de weerstand van de sonde: ± (10%+5pt), resolutie 0,1kΩ.
Max. toelaatbare inductantie voor de meting: 15mH, resolutie 0,1mH.
Berekening van de foutspanning in geval van kortsluiting, U
Berekeningsgebied
Resolutie
Intrinsieke onzekerheid
Werkingsfrequentie
Kenmerken in de modus zonder uitval:
Meetgebied
Resolutie
Meetstroom RMS
Intrinsieke onzekerheid over de
impedantiemeting
Intrinsieke onzekerheid over het
resistieve gedeelte
Intrinsieke onzekerheid over het
inductieve gedeelte
Werkingsonzekerheid over de
impedantiemeting
4: het inductieve gedeelte wordt niet gemeten in de lus L-PE met een lage stroomwaarde.
De intrinsieke onzekerheid wordt bepaald voor 0,1 ≤ R
De duur van de meting hangt af van de spanning van de installatie, de waarde van de gemeten impedantie en de activering van
het filter voor gladstrijken (SMOOTH).
Als het gladstrijken geactiveerd is (SMOOTH modus), wordt de instabiliteit van de intrinsieke onzekerheid door 2 gedeeld (bijvoor-
beeld: ± 5pt wordt ± 2,5pt) en de duur van de meting is 30s.
Max. toelaatbare weerstand voor de sonde voor spanningsmeting: 15kΩ.
Intrinsieke onzekerheid over de meting van de weerstand van de sonde: ± (10%+5pt), resolutie 0,1kΩ.
Max. toelaatbare inductantie voor de meting: 13,17mH met R <0,50Ω.
0,100-0,500Ω
± (10%+20pt)
2,45−7,57 Α
4,48−6,66 Α
± (10%+20pt)
3
± (10%+2pt)
± (17%+20pt)
tot
15,8
0,2-399,9V
0,1V
= √ (Intrinsieke onzekerheid over de spanningsmeting indien U
+ (Intrinsieke onzekerheid over de lusmeting)²
tot
15,8
17,5 en 45 tot 65Hz
0,20-0,99Ω
1,00-1,99Ω
6, 9 of 12mA naar keuze
± (15%+3pt)
± (15%+3pt)
± (15%+3pt)
± (15%+3pt)
± (10%+3pt)
± (10%+3pt)
± (20%+3pt)
± (20%+3pt)
0,510-3,999Ω
0,001Ω
± (5%+20pt)
2,27−7,55 Α
4,3−6,66 Α
± (5%+20pt)
± (10%+2pt)
± (12%+20pt)
17,5 en 45 tot 65Hz
Fk:
2,00-39,99Ω
0,01Ω
± (10%+3pt)
± (10%+3pt)
± (10%+3pt)
± (12%+3pt)
/R
≤ 10 met R
en R
≥ 1Ω.
L
N
L
N
88
4,00-39,99Ω
40,0-399,9Ω
0,01Ω
± (5%+2pt)
1,36−7,02 Α
0,274−4,20 Α
3,05−6,39 Α
0,78−4,53 Α
± (5%+2pt)
−
± (12%+2pt)
400-550V
1V
gebruikt wordt)²
MEAS
40,0-399,9Ω
400-3999Ω
0,1Ω
± (5%+2pt)
± (5%+2pt)
± (5%+2pt)
-
0,1Ω
1Ω
-