3.12.4. HET RESULTAAT AFLEZEN
25/06/2014 10:47
9 %
STROOM
3.12.5. FOUTINDICATIE
De meest voorkomende fouten in geval van een stroommeting zijn:
■ De tang is niet aangesloten.
■ De door de tang gemeten stroom is te zwak. Gebruik een tang met een lagere verhouding of voer de geleider meerdere keren
door de tang om de gemeten stroom te verhogen.
I
■ De frequentie is te instabiel om te kunnen meten. Sluit dan de bijbehorende netspan-
ning aan tussen L en PE. Het apparaat zal dan synchroniseren op de frequentie
van de spanning en kan de stroom op deze zelfde frequentie meten.
■ De door de tang gemeten stroom is te sterk. Gebruik een tang met een hogere verhouding.
Gebruik de hulpfunctie voor de aansluitingen en voor alle benodigde informatie.
010 . 0 A
1 9 7.3 m A
600 V CAT III
/
50 . 1 Hz
Hier is de geleider 4 keer door de tang gevoerd. De gemeten
stroom moet dus door 4 gedeeld worden om de waarde van I te
kennen.
54
Waarde van de alarmdrempel.
Meetresultaat.
Geval waarbij de meting lager is dan
de alarmdrempel.
De tang is aangesloten.
groen
rood
blauw
I
600 V CAT III
/