Inhoudsopgave
Advertenties
3.8. SELECTIEVE AARDMETING ONDER SPANNING
Met deze functie kan een aardmeting uitgevoerd worden en kan uit parallel geschakelde aarden er een geselecteerd worden om
deze te meten. Hiervoor is het gebruik nodig van een als optie te verkrijgen ampèretang.
3.8.1. BESCHRIJVING VAN HET MEETPRINCIPE
Het apparaat begint met het uitvoeren van een lusmeting Z
het uitvallen van de installatie. Deze sterkstroom is nodig om voldoende stroom in de tang te laten circuleren om opgemeten te
worden. Vervolgens meet het apparaat de stroom die in de door de tang vastgenomen vertakking circuleert. En tenslotte meet dit
het potentiaal van de geleider PE ten opzichte van de hulpstaafaardelektrode en trekt hij hier vanaf R
de door de tang gemeten stroom.
3.8.2. HET UITVOEREN VAN EEN METING
Zet de omschakelaar
op Z
(R
/S
).
S
A
EL.
SET UP
OFF
Rb
Rb
Om een meting met een betere precisie te verkrijgen, kunt u sterkstroom kiezen (TRIP modus), maar de differentieelschakelaar
die de installatie beschermt, kan ontkoppeld worden.
Als het alarm geactiveerd is, kan de gebruiker door middel van een geluidssignaal gewaarschuwd worden dat de meting hoger is
dan de drempelwaarde zonder dat hij op de display hoeft te kijken.
Door het signaal glad te strijken, kan een gemiddelde van meerdere metingen gemaakt worden. Het meten duurt dan wel langer.
Sluit het driepolige snoer aan op het apparaat en vervolgens op de contactdoos van
de te testen installatie.
Tijdens het aansluiten detecteert het apparaat de positie van de fase (L) en
de nulleider (N) ten opzichte van de aardleiding (PE) en geeft het deze weer.
Indien nodig, voert het vervolgens een automatische omschakeling uit van de
klemmen L en N om te kunnen meten zonder de aansluiting van de klemmen
van het apparaat te wijzigen.
Plaats de hulpstaafaardelektrode op meer dan 25 meter van de aardverbinding en
sluit hem aan op de klem
weergegeven.
Sluit de tang aan op het apparaat, het symbool
deze vervolgens op de te meten geaarde vertakking.
Geval van een TN installatie
R
L
L
R
N
N
R
E
PE
PE
Ra1
Geval van een TT installatie
R
L
L
R
N
N
PE
Ra1
tussen L en PE (zie §3.6) met sterkstroom en dus met het risico van
S
(R
A
Ra2
Ra3
> 25 m
Ra2
Ra3
> 25 m
35
ASEL
S
) van het apparaat. Het symbool
EL
wordt weergegeven, en plaats
600 V CAT III
/
600 V CAT III
/
= U
/I
, I
, d.w.z.
PI-PE
SEL
SEL
wordt dan
Advertenties
Inhoudsopgave
