3.2.2. HET UITVOEREN VAN EEN METING
Sluit het snoer aan op de te testen apparatuur. Zodra het apparaat onder spanning is gezet, meet dit de spanningen aanwezig in
zijn klemmen en geeft dit deze weer, ongeacht de stand van de omschakelaar.
Voor de standen Z
(R
/S
S
A
. De netstekker van het driepolige snoer wordt gemarkeerd door een witte punt ter herkenning.
■
: de fase bevindt zich op de rechter pen van de netstekker wanneer de witte punt zich hierboven bevindt.
■
: de fase bevindt zich op de linker pen van de netstekker wanneer de witte punt zich hierboven bevindt.
■
: het apparaat kan de positie van de fase niet bepalen, waarschijnlijk omdat de PE niet is aangesloten of omdat de geleiders
L en PE omgedraaid zijn.
Het symbool L wordt weergegeven zodra de spanning voldoende groot is (>Ul te programmeren in de SET-UP). De als L
aangegeven klem is degene die de hoogste spanning heeft ten opzichte van de PE.
3.2.3. FOUTINDICATIE
De enige fouten die bij het meten van de spanning gemeld worden, zijn de waarden die buiten het spanningsmeetgebied komen.
Deze fouten worden in duidelijke taal weergegeven op het beeldscherm.
) en RCD geeft het apparaat ook de stand aan van de fase op de display met behulp van het symbool
EL.
600 V CAT III
/
14