6 Montage
6.4
Sensoren
Let op!
Houdt u zich aan de "Veiligheidsinstructies voor het gebruik in een explosiegevaarlijke omgeving"
(zie het document SIFLUXUS).
6.4.1
Voorbereiding van de buis
• De buis moet stabiel zijn. Hij moet bestendig zijn tegen de druk die door de sensorbevestiging teweeg wordt gebracht.
Roest, verf of andere aanslag op de buis absorbeert het geluidssignaal. Een goed akoestisch contact tussen de buis en
de sensoren bereikt u als volgt:
• Reinig de buis op het meetpunt.
– Maak een laklaag glad door ze te schuren. De verf hoeft niet volledig verwijderd te worden.
– Verwijder roest of loszittende verf.
• Gebruik koppelfolie of breng een streng koppelpasta langs de middellijn aan op het contactvlak van de sensoren.
• Zorg er voor dat er tussen het sensorcontactvlak en de buiswand geen luchtinsluitingen zitten.
De sensoren en sensorafstand afstellen
6.4.2
Monteer de sensoren zodanig op de buis, dat de graveringen op de sensoren een pijl vormen (zie Fig. 6.9). De sensorka-
bels wijzen in tegengestelde richting.
Voor het bepalen van de stroomrichting zie paragraaf 9.8.
Kies de montagehandleiding aan de hand van de meegeleverde sensorbevestiging:
• Variofix L: zie paragraaf 6.4.3
• Variofix C: zie paragraaf 6.4.4
• Montageschoen en spanslot: zie paragraaf 6.4.5
6.4.3
Sensorbevestiging Variofix L
Bij metingen in de reflectieopstelling moeten de sensorbevestigingen op dezelfde zijde van de buis worden gemonteerd (zie
Fig. 6.10).
Bij metingen in de doorstralingsopstelling moeten de sensorbevestigingen op de tegenoverliggende zijde van de buis wor-
den gemonteerd (zie Fig. 6.11).
In het volgende wordt de montage beschreven van twee sensorbevestigingen in de reflectieopstelling (voor elke sensor
één sensorbevestiging).
Fig. 6.10: Sensorbevestiging Variofix L
(reflectieopstelling)
UMFLUXUS_F7V4-6-3NL, 2023-01-01
sensorafstand
Fig. 6.9: De sensoren correct afstellen
Fig. 6.11: Sensorbevestiging Variofix L
(doorstralingsopstelling)
FLUXUS F70x
31