FLUXUS F70x
14.3
Meetinstellingen
SYSTEEM inst.
↕
Meten
Opmerking!
De instellingen worden aan het einde van de dialoog opgeslagen. Als het menupunt door een druk
op de toets BRK beëindigd wordt, worden de wijzigingen niet opgeslagen.
WaveInjector
uit
>AAN<
Compare c-fluid
nee
>JA<
Stroomsnelheid
>NORM.<
ongecor
Cut-off-flow
absoluut
>-/+<
Cut-off-flow
fabriek
>EIGEN<
Snelheid grens
24.0
m/s
Warmtehoeveelhd
>[J]<
[Wh]
Warmte+stroomhv.
uit
>AAN<
Hoev. wrapping
uit
>AAN<
Hoev. terughalen
uit
>AAN<
Turbulence mode
uit
>AAN<
Opmerking!
De instellingen worden aan het einde van de dialoog opgeslagen.
132
Kies Spec. functie\SYSTEEM inst.\Meten. Druk op ENTER.
Dit menupunt verschijnt alleen in beeld als er een WaveInjector wordt meegeleverd (zie de
gebruiksaanwijzing van de WaveInjector).
Kies ja als de daadwerkelijk gemeten geluidssnelheid vergeleken moet worden met de
theoretische of verwachte geluidssnelheid. Dan verschijnt het verschil
δc = c
- c
mea
stored
tussen de twee geluidssnelheden tijdens de meting in de bovenste regel in beeld. c
de geluidssnelheid die in de database is opgeslagen.
Scroll tijdens de meting met de toets
Kies norm., zodat de profielgecorrigeerde flow-waarden in beeld gebracht en uitgevoerd
worden en ongecor, zodat ongecorrigieerd waarden in beeld gebracht en uitgevoerd worden.
Druk op ENTER.
Kijk voor meer informatie in paragraaf 11.6.
Er kan een onderste grenswaarde voor de stromingssnelheid ingetoetst worden (zie para-
graaf 11.5).
Er kan een bovenste grenswaarde voor de stromingssnelheid ingetoetst worden (zie para-
graaf 11.4).
Toets 0 (nul) in om de stromingssnelheidscontrole uit te schakelen.
De warmtehoeveelheid is de totalisator van de warmteflow. Kies de maateenheid van de
warmtehoeveelheid (J of Wh).
Kies aan om tijdens de warmteflowmeting de waarden van de warmtehoeveelheid-totalisa-
tor en van de volume totalisator op te slaan en uit te voeren.
Kies de manier van reageren van de totalisatoren bij overloop (zie paragraaf 11.2.1).
Kies aan zodat de vorige waarden van de totalisator na het opnieuw starten van de meting
behouden blijven.
Kies uit zodat de totalisatoren na het opnieuw starten van de meting terug op nul gezet
worden.
Door de turbulentiemode te activeren, kunt u de signaalkwaliteit bij hoge turbulentie verbe-
teren (bijv. in de nabijheid van een bochtstuk of een ventiel). Tijdens de meting is een SNR
nodig van minstens 6 dB.
naar de weergave van δc.
UMFLUXUS_F7V4-6-3NL, 2023-01-01
14 Instellingen
is
stored