Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Datalogger En Gegevensoverdracht; Datalogger; De Datalogger Activeren/Deactiveren - Flexim FLUXUS F704-NN Series Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

FLUXUS F70x
12

Datalogger en gegevensoverdracht

De transmitter heeft een datalogger waarin de meetgegevens tijdens het meten kunnen worden bewaard (zie paragraaf
12.1).
Meetgegevens kunnen bovendien via de seriële interface op een pc worden gezet of op een SD-kaart worden bewaard
(zie paragraaf 12.2). Kijk voor het aansluiten van de seriële interface in paragraaf 7.6.
12.1

Datalogger

De volgende meetgegevens kunnen worden opgeslagen:
• datum
• tijd
• meetpuntnummer
• buisparameters
• mediumparameters
• sensorgegevens
• meetpad (reflectie-of doorstralingsopstelling)
• sensorafstand
• dempingsgetal
• log interval
• meetgrootheid
• maateenheid
• meetwaarde (meetgrootheid en ingangsgrootheden)
• waarde van de hoeveelheidsteller (indien de totalisatoren zijn geactiveerd)
• diagnosewaarden (indien de opslaag van de diagnosewaarden is geactiveerd)
Om de meetgegevens op te slaan, moet de datalogger geactiveerd worden (zie paragraaf 12.1.1).
De vrije dataloggerruimte kan in beeld gebracht worden (zie paragraaf 12.1.6).
12.1.1

De datalogger activeren/deactiveren

Uitgangsopties ↕
voor kanaal
A:
Opsl. meetgegev.
nee
>JA<
12.1.2
Het log interval instellen
Het log interval is de frequentie waarmee de meetwaarden overgedragen of opgeslagen worden. Hij wordt voor elk kanaal
apart vastgelegd.
Als het log interval niet ingesteld wordt, wordt de voor het laatst gekozen log interval gebruikt.
Het log interval moet tenminste overeenstemmen met het aantal geactiveerde meetkanalen, bijv. log interval van een ka-
naal bij 2 geactiveerde meetkanalen: min. 2 s, raadzaam 4 s.
Log interval
Alle 10 seconden
Log interval
1
s
112
Kies in de programmavertakking Uitgangsopties het kanaal waarvoor de datalogger
geactiveerd moet worden. Druk op ENTER.
Deze weergave verschijnt niet, als de transmitter alleen een meetkanaal heeft.
Druk op ENTER totdat het menupunt Opsl. meetgegev. wordt weergegeven.
Kies ja om de datalogger te activeren, nee om hem te deactiveren. Druk op ENTER.
Kies een log interval of EXTRA. Druk op ENTER.
Deze weergave verschijnt alleen, als Opsl. meetgegev. en/of Seriele uitgang ge-
activeerd zijn.
Als u EXTRA heeft gekozen, toetst u het log interval in. Druk op ENTER.
12 Datalogger en gegevensoverdracht
UMFLUXUS_F7V4-6-3NL, 2023-01-01

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave