FLUXUS ADM 8x27
11.3
Andere parameters
11.3.1
Sensorparameters
Als sensoren bij een meetkanaal worden herkend, verschijnt het type in beeld. Druk op ENTER. De hoofdmenu verschijnt
in beeld.
Indien er geen of speciale sensoren zijn aangesloten, moet u de sensorparameters intoetsen.
Sensortype
↕
Standaard
Opmerking!
Als er standaardsensorparameters gebruikt worden, kan FLEXIM niet garanderen voor de nauwkeu-
righeid van de meetwaarden. Het kan zelfs gebeuren dat een meting helemaal niet verricht kan wor-
den.
Sensor gegev.
1
35.99
11.3.2
Verlengkabel
Additional cable
65.0
m
11.4
De kanalen kiezen
De kanalen waarop gemeten moet worden, kunnen afzonderlijk geactiveerd worden.
par>MTN<opt sf
Meten
par>MTN<opt sf
GEEN GEGEVENS!
< >A< B Y Z
KANAAL:
- .
METEN
Opmerking!
Een kanaal kan niet geactiveerd worden, als de parameters ongeldig zijn, bijv. als de parameters van
het kanaal in de programmavertakking Parameter niet volledig zijn.
• Kies een kanaal met de toets
• Druk op de toets
voor het activeren en deactiveren van het gekozen kanaal. Druk op ENTER.
Een gedeactiveerd kanaal wordt tijdens de meting genegeerd. De parameters ervan blijven ongewijzigd.
Als de datalogger of de seriële interface geactiveerd is, moet u nu het meetpuntnummer intoetsen:
A:Meetpunt-nr.:
xxx (↑↓← →)
74
Kies Standaard om de standaardsensorparameters te gebruiken die opgeslagen zijn in
de transmitter.
Kies Speciale versie om de sensorparameters in te toetsen. De sensorparameters
moeten door de fabrikant ter beschikking gesteld worden.
Druk op ENTER.
Als u Speciale versie heeft gekozen, toetst u de 6 door de fabrikant gespecificeerde
sensorparameters in. Druk na elke invoer op ENTER.
Als de sensorkabel verlengd wordt, toetst u de lengte van de verlengkabel (bijv. tussen
junction box en transmitter) in. Druk op ENTER.
Kies de programmavertakking Meten. Druk op ENTER.
Als deze foutmelding verschijnt, zijn de parameters niet volledig. Toets in de programma-
vertakking Parameter de ontbrekende parameters in.
De kanalen voor de meting kunnen geactiveerd en gedeactiveerd worden:
: het kanaal is actief
–: het kanaal is niet actief
•: het kanaal kan niet geactiveerd worden
Deze weergave verschijnt niet als de transmitter slecht één meetkanaal heeft.
.
Toets het meetpuntnummer in. Druk op ENTER.
Als er in de onderste regel rechts pijlen in beeld verschijnen, kunt u ASCII-tekst invoeren.
Als er geen pijlen in beeld verschijnen, kunt u alleen cijfers, een punt of een liggend
streepje intoetsen.
11 Fundamenteel meetproces
UMFLUXUS_F8V4-3-3NL, 2018-10-10