Lichtschakelaars
■
Handmatige bediening
Grootlicht
Grootlicht laten knipperen
Dimlicht
Schakelt parkeerlichten, achterlichten en
achterste kentekenplaatverlichting in
Schakelt koplampen, parkeerlichten,
achterlichten en achterste
kentekenplaatverlichting in
Door aan de lichtschakelaar te draaien, wordt de
verlichting in- en uitgeschakeld, ongeacht de
instelling van de voedingsmodus.
■
Grootlicht
Duw de hendel naar voren tot een klik hoorbaar is.
■
Dimlichten
Trek in de stand grootlicht de hendel terug om naar
dimlichten terug te gaan.
■
Grootlicht laten knipperen
Trek de hendel terug en laat deze los.
■
Lichten uit
Draai de hendel naar OFF wanneer:
•
De transmissie in de stand
(
P
•
De parkeerrem is ingeschakeld.
Om de lichten weer in te schakelen, draait u de
hendel naar OFF om de modus lichten uit te
annuleren. Zelfs als u de modus lichten uit niet
annuleert, worden de lichten automatisch
ingeschakeld wanneer:
•
P
(
De transmissie uit de stand
de parkeerrem wordt vrijgezet.
•
Het voertuig begint te rijden.
WORDT VERVOLGD
uuDe schakelaars rondom het stuurwiel bedienenuLichtschakelaars
1Lichtschakelaars
Wanneer de voedingsmodus in de stand VOERTUIG UIT
(STUURSLOT) laat staan terwijl de lichten zijn ingeschakeld,
dan klinkt een zoemer wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend.
Wanneer de lampen zijn ingeschakeld, dan brandt de
controlelamp voor de lampen in het instrumentenpaneel.
Controlelampjes
2
Laat de verlichting niet branden wanneer het
voedingssysteem is uitgeschakeld, omdat dit zal leiden tot
ontladen van de 12V-accu.
Uw voertuig uitgerust met een automatisch regelsysteem
voor de koplampen, waarmee de verticale hoek van de
dimlichtkoplampen automatisch wordt ingesteld. Indien u
een grote verandering in de verticale hoek van de koplampen
opmerkt, is er mogelijk een probleem met het systeem. Laat
het voertuig door een dealer controleren.
staat.
wordt gehaald en
BLZ. 111
223