INSTALLATIE
Een antennesysteem installeren en verbinden
{pagina 1}.
Een aardverbindingsysteem installeren dat
voldoet aan DC- en RF-aardingsvereisten
{pagina 1}.
Een bliksemafleider installeren om het
antennesysteem, uw persoonlijke veiligheid
en uw eigendom te beschermen {pagina 1}.
ANTENNE AANSLUITEN
Een antennesysteem bestaat uit een antenne, een
voedingslijn en een aardverbinding. Het zendontvangtoestel
functioneert uitstekend indien het antennesysteem zorgvuldig
wordt geïnstalleerd. Gebruik een juist ingestelde 50Ω antenne
van goede kwaliteit, een 50Ω coaxiale kabel van goede
kwaliteit en contacten van goede kwaliteit. Alle verbindingen
moeten schoon zijn en goed vast zitten.
Nadat de verbindingen tot stand zijn gekomen, moet de
impedantie van de coaxiale kabel en de antenne gelijk zijn,
zodat de staandegolfverhouding 1,5:1 of minder is. Een hoge
staandegolfverhouding heeft als gevolg dat het uitzendsignaal
verslechtert en kan leiden tot radiofrequentiestoring van
andere apparaten, zoals stereo-ontvangers en televisies. Het
kan zelfs uw eigen zendontvangtoestel verstoren. Als blijkt dat
uw signaal vervormd wordt, dan kan dit betekenen dat uw
antennesysteem de energie van het zendontvangtoestel niet
efficiënt genoeg uitstraalt.
Verbind uw primaire HF/ 50 MHz antennevoedingslijn aan
ANT 1 aan de achterkant van het toestel. Als u twee
HF/ 50 MHz antennes gebruikt, dan verbindt u de
secundaire antenne aan ANT 2. Verbind VHF (144MHz),
UHF (430/ 440 MHz) en 1,2 GHz (TS-2000/ TS-B2000
optioneel) antennes aan hun respectievelijke antenne-
contacten aan de achterkant van het zendontvangtoestel.
Lees pagina 13 voor de locatie van de antennecontacten.
Uitzenden zonder een antenne of een andere aangepaste
belasting kan het zendontvangtoestel beschadigen. Altijd
eerst de antenne aan het zendontvangtoestel verbinden,
voordat u met uitzenden begint.
Alle vaste stations moeten uitgerust zijn met een
bliksemafleider om de kans op brand, elektrische schok en
schade aan het zendontvangtoestel te verkleinen.
Opmerking: Het beschermingscircuit van het zendontvangtoestel
wordt actief wanneer de signaalgolfverhouding groter is dan 2,5:1;
reken echter niet op deze bescherming als compensatie voor een
slecht functionerend antennesysteem.
Downloaded from:
http://www.usersmanualguide.com/
Een gelijkstroomtoevoerbron installeren en verbinden
{pagina 2}.
Alle accessoires op het zendontvangtoestel aansluiten
{pagina's 3, 94}. De accessoires zijn o.m.:
•
Microfoon
•
Antennetuner
•
CW-toets
•
Computer
•
TNC/ Multistand
communicatieprocessor
AARDVERBINDING
Er is minimaal een goede gelijkstroom-aardverbinding nodig
om de kans op elektrische schokken te reduceren. Voor
betere communicatieresultaten is een goede RF-
aardverbinding voor het antennesysteem nodig. Er kan aan
deze twee voorwaarden worden voldaan d.m.v. een goede
aardverbinding van uw station. Begraaf één of meer
aardstaven of een grote koperen plaat onder de grond en
verbind dit aan de GND-terminal van het zendontvangtoestel.
Gebruik voor deze verbinding een zware meetdraad of een
koperen riem, die zo kort mogelijk afgesneden is. Gebruik
geen gaspijpen, elektriciteitsbuizen of plastic waterpijpen als
aardverbinding.
BESCHERMING TEGEN BLIKSEM
Zelfs in gebieden waar onweer niet vaak voorkomt, zijn er
momenten waarop het bliksemt. Denk goed na over hoe u uw
apparatuur en uw huis tegen blikseminslag kunt beschermen.
De installatie van een bliksemafleider is een begin, maar daar
houdt het niet mee op. U kunt bijvoorbeeld de uitzendlijnen
van uw antennesysteem afsluiten op een ingangspaneel dat u
buiten uw huis installeert. Aard dit ingangspaneel met een
goede externe aardverbinding, en verbind daarna de juiste
voedingslijnen tussen het ingangspaneel en uw zendontvang-
toestel. Wanneer het bliksemt, haalt u de voedingslijnen uit
uw zendontvangtoestel voor extra bescherming.
•
Koptelefoon
•
Externe luidspreker
•
RTTY-apparatuur
•
Lineaire versterker
•
Remote Paneel
N-1