21 APPENDIX
COM-CONTACT
BESCHRIJVING VAN DE HARDWARE
Dit zendontvangtoestel maakt gebruik van een full-duplex,
asynchroon, serieel interface voor communicatie via de 9-pin
RS-232C COM-contact. Elk gegeven bestaat uit 1 startbit,
8 databits en 1 stopbit (4800 bps moeten als 2 stopbits
worden geconfigureerd). Er wordt geen pariteit gebruikt. Het
aansluitschema en de pinfuncties van de COM-contact staan
hieronder weergegeven:
COM-
COM-pinnaam
pin-
(voor Computer)
nummer
1
NC
2
RXD
3
TXD
4
NC
5
GND
6
NC
7
RTS
8
CTS
9
NC
RXD: Uitzendgegevens zijn seriële gegevens die door het
zendontvangtoestel naar de computer worden gestuurd.
TXD: Ontvanggegevens zijn seriële gegevens die door de
computer naar het zendontvangtoestel worden gestuurd.
GND: Aardverbindingspin van het signaal
RTS: Dit signaal wordt naar het zendontvangtoestel
gestuurd. Het wordt gebruikt om uitzendgegevens van het
zendontvangtoestel te blokkeren wanneer de computer niet
klaar is om gegevens te ontvangen. De uitzendgegevens
worden geblokkeerd wanneer het niveau laag is.
CTS: Dit signaal wordt door het zendontvangtoestel
gestuurd. Het wordt gebruikt om uitzendgegevens van de
computer te blokkeren wanneer het zendontvangtoestel niet
klaar is om gegevens te ontvangen. De uitzendgegevens
worden gestopt wanneer het niveau laag is.
N-110
Downloaded from:
http://www.usersmanualguide.com/
COM
9
8
7
6
5
4
3
2
1
Aanzicht achterpaneel
Functie
(voor
Zendontvangtoestel)
Ñ
Uitzendgegevens
Ontvanggegevens
Ñ
Aardverbinding van het
signaal
Ñ
Ontvangst activeren
Uitzending activeren
Ñ
BEDIENING
De meeste computers verwerken gegevens in de vorm van
"bits" en "bytes". Een bit is de kleinste informatie-eenheid die
een computer kan verwerken. Een byte bestaat uit acht
computergegevens. Deze gegevens kunnen in een seriële of
parallelle datastring worden gestuurd. De parallelle methode
is sneller, maar gecompliceerder, terwijl de seriële methode
langzamer is en gebruik maakt van minder ingewikkelde
apparatuur. De seriële vorm is daardoor minder duur.
Seriële gegevensuitzending maakt gebruik van
tijdsverdelingsmethodes op een enkele lijn. Een enkele lijn
biedt ook het voordeel van minder fouten als gevolg van
lijnstoringen.
In theorie zijn er slechts 3 lijnen nodig om het
zendontvangtoestel via de computer te bedienen.
•
Uitzendgegevens
•
Ontvanggegevens
•
Aardverbinding
Vanuit een praktisch standpunt is het ook nodig om de
gegevens tijdens de uitzending op de een of andere manier te
kunnen controleren. De computer en het zendontvangtoestel
mogen niet tegelijkertijd gegevens sturen! De benodigde
I/O
controle wordt verkregen door middel van de RTS- en CTS-
lijnen.
Ñ
Bijvoorbeeld, het zendontvangtoestel wordt op de uitzendstand
Output
gezet, telkens wanneer de tekens "TX;" door de computer
Input
worden verzonden. De tekens "TX;" zijn de besturingsopdracht
van de computer. Het geeft het zendontvangtoestel een
Ñ
opdracht die uitgevoerd moet worden. Er zijn een aantal
opdrachten waarmee het zendontvangtoestel bestuurd kan
worden. Deze opdrachten kunnen deel uitmaken van een
computerprogramma dat in elke taal van hoog niveau is
Ñ
opgesteld. Programmeermethodes variëren voor elke
computer, en daarom wordt u aangeraden om de
Input
gebruiksaanwijzingen van het terminalprogramma en de
computer goed door te lezen.
Output
Ñ