Instelling van de applicatieregelaar MOVIDRIVE® MDX61B
5.3
Instelling van de applicatieregelaar MOVIDRIVE
Voor het eenvoudige veldbusbedrijf zijn de volgende instellingen vereist.
Voor de besturing van de applicatieregelaar MOVIDRIVE
echter eerst worden omgeschakeld naar Control source (P101) en Setpoint source
(P100) = FIELDBUS. Met de instelling op FIELDBUS wordt de applicatieregelaar gepa-
rametreerd op de setpoint-overname van DeviceNet. Nu reageert de applicatieregelaar
MOVIDRIVE
ringsapparaat worden verzonden.
Nadat de DeviceNet-optiekaart is geïnstalleerd, kan de applicatieregelaar MOVIDRIVE
zonder verdere instellingen direct via DeviceNet worden geparametreerd. Hierdoor
kunnen bijvoorbeeld alle parameters na het inschakelen door de overkoepelende bestu-
ring worden ingesteld.
De activering van de stuur- en setpointbron FIELDBUS wordt aan de overkoepelende
besturing gemeld met de bit "Fieldbus mode active" in het statuswoord.
Om veiligheidstechnische redenen moet de applicatieregelaar MOVIDRIVE
besturing via het veldbussysteem bovendien op de klemmen worden vrijgegeven.
Daarom moeten de klemmen zo worden aangesloten en geprogrammeerd dat de rege-
laar via de ingangsklemmen wordt vrijgegeven. De eenvoudigste manier om de applica-
tieregelaar op de klemmen vrij te geven, is bijv. op de ingangsklem DIØØ (function /
CONTROLLER INHIBIT) een +24V-signaal te geven en de ingangsklemmen DIØ1 ...
DIØ7 te programmeren op NO FUNCTION.
Handboek – Veldbusinterface DFD11B DeviceNet
Configuratie en inbedrijfstelling
®
B op de procesuitgangsdata, die door het overkoepelende automatise-
®
MDX61B
®
B via DeviceNet moet deze
I
5
0 0
11638AXX
®
B
®
B voor de
29