Werkstukniveau instellen
Werkstuk: het nummer van het werkstuk wordt getoond. Na de
schuine streep wordt het aantal werkstukken binnen dit
opspanningsniveau getoond
Methode: u kunt de bewerkingsmethoden WORKPIECE ORIENTED
of TOOL ORIENTED selecteren. In de tabelweergave verschijnt de
invoer WORKPIECE ORIENTED met WPO en TOOL ORIENTED met
TO.
Met de softkey KOPPELEN/SCHEIDEN markeert u werkstukken
waarmee bij de gereedschapsgeoriënteerde bewerking bij de
berekening van de arbeidscyclus rekening wordt gehouden.
Gekoppelde werkstukken worden met een onderbroken
scheidingslijn aangeduid, gescheiden werkstukken met een
ononderbroken lijn. In de tabelweergave worden gekoppelde
werkstukken in de kolom METHOD met CTO aangeduid.
Status: met de softkey ONBEWERKT WERKSTUK wordt het
werkstuk als nog niet bewerkt aangeduid en in het veld Status wordt
BLANK ingevoerd. Gebruik de softkey VRIJE POSITIE of
WEGLATEN, als u een werktuk bij de bewerking wilt overslaan. In
het veld Status verschijnt EMPTY of SKIP
Stel de methode en status bij het pallet- resp.
opspanningsniveau in. De invoer wordt voor alle
bijbehorende werkstukken overgenomen.
Bij meerdere werkstukvarianten binnen hetzelfde niveau
moeten werkstukken van een bepaalde variant na elkaar
worden ingevoerd. Bij een gereedschapsgeoriënteerde
bewerking kunnen de werkstukken van de desbetreffende
variant dan met de softkey KOPPELEN/SCHEIDEN
gemarkeerd en groepsgewijs bewerkt worden.
Details op het werkstukniveau instellen
Werkstuk: het nummer van het werkstuk wordt getoond. Na de
schuine streep wordt het aantal werkstukken binnen dit
opspannings- of palletniveau getoond
Nulpunt: voer het nulpunt voor het werkstuk in
NP-tabel: voer de naam en het pad van de nulpunttabel in die voor
de bewerking van het werkstuk geldt. Als u voor alle werkstukken
dezelfde nulpunttabel gebruikt, voert u de naam met het pad in de
pallet- of opspanningsniveaus in. De invoer wordt automatisch in het
werkstukniveau overgenomen.
NC-programma: voer het pad van het NC-programma in dat voor de
bewerking van het werkstuk noodzakelijk is
Veil. hoogte: (optioneel): veilige positie voor de afzonderlijke assen
gerelateerd aan het werkstuk. De opgegeven posities worden alleen
benaderd wanneer deze waarden in de NC-macro's zijn gelezen en
dienovereenkomstig zijn geprogrammeerd.
HEIDENHAIN iTNC 530
539