Toegestane gereedschapsvormen
De toegestane gereedschapsvormen (zie afbeelding) worden in de
gereedschapstabel via de gereedschapsradiussen R en R2 vastgelegd:
Gereed.-radius R: maat van het gereedschapsmiddelpunt tot de
buitenkant van het gereedschap
Gereedschapsradius 2 R2: afrondingsradius van de
gereedschapspunt tot de buitenkant van het gereedschap
De verhouding van R t.o.v. R2 bepaalt de vorm van het gereedschap:
R2 = 0: Stiftfrees
R2 = R: Radiusfrees
0 < R2 < R: Hoekradiusfrees
Deze gegevens leveren ook de coördinaten voor het referentiepunt
van het gereedschap P
op.
T
Andere gereedschappen gebruiken:
Deltawaarden
Wanneer gereedschappen toegepast worden die andere afmetingen
hebben dan de oorspronkelijk geplande gereedschappen, dan moet
het verschil tussen de lengten en radiussen als deltawaarden in de
gereedschapstabel of in de gereedschapsoproep TOOL CALL worden
ingevoerd:
Positieve deltawaarde DL, DR, DR2: de maten van het gereedschap
zijn groter dan die van het originele gereedschap (overmaat)
Negatieve deltawaarde DL, DR, DR2: de maten van het gereedschap
zijn kleiner dan die van het originele gereedschap (ondermaat)
De TNC corrigeert dan de gereedschapspositie met de som van de
deltawaarden uit de gereedschapstabel en de gereedschapsoproep.
510
Programmeren: meerassige bewerking