Referentiepunt selecteren
Een productietekening geeft een bepaald vormelement van het
werkstuk als absoluut referentiepunt (nulpunt) aan, meestal een hoek
van het werkstuk. Bij het vastleggen van het referentiepunt wordt het
werkstuk eerst ten opzichte van de machine-assen uitgericht en wordt
het gereedschap voor elke as in een bekende positie ten opzichte van
het werkstuk gebracht. Voor deze positie wordt de weergave van de
TNC op nul of op een overeenkomstige positiewaarde vastgelegd.
Daardoor wordt het werkstuk toegekend aan het referentiesysteem
dat voor de TNC-weergave resp. uw bewerkingsprogramma geldt.
Als op de productietekening relatieve referentiepunten staan vermeld,
dan maakt u gewoon gebruik van de cycli voor coördinatenomrekening
(zie gebruikershandboek Cyclusprogrammering, Cycli voor
coördinatenomrekening).
Wanneer de productietekening geen juiste NC-maten heeft, dan
wordt een positie of een hoek van het werkstuk als referentiepunt
geselecteerd van waaruit de maten van de overige posities op het
werkstuk heel eenvoudig bepaald kunnen worden.
De referentiepunten kunnen met een tastsysteem van HEIDENHAIN
bijzonder eenvoudig worden vastgelegd. Zie gebruikershandboek
Tastcycli "Referentiepunt vastleggen met tastsystemen".
Voorbeeld
De schets van het werkstuk toont boringen
(1
t/m 4), waarvan de
maatvoering gerelateerd is aan een absoluut referentiepunt met de
coördinaten X=0 Y=0. De boringen
(5
t/m 7) zijn gerelateerd aan een
relatief referentiepunt met de absolute coördinaten X=450 Y=750.
Met de cyclus NULPUNTVERSCHUIVING kunt u het nulpunt tijdelijk naar de
positie X=450, Y=750 verschuiven, om de boringen
(5
t/m 7) zonder
verdere berekeningen te programmeren.
98
Programmeren: basisprincipes, bestandsbeheer