I - 4
POSITIP programmeren
I - 4
POSITIP programmeren
De POSITIP in de werkstand PROGRAMMEREN
De functies in de werkstand PROGRAMMEREN kunnen in
4 groepen onderverdeeld worden:
•
programmeerwerkstand:
programma's ingeven en veranderen;
•
Teach-In-werkstand;
•
extern: overdracht van programma's naar extern
datageheugen;
•
programma's wissen.
In programma's slaat de POSITIP de werkstappen op voor een
bewerking. Daardoor kunnen programma's veranderd, aangevuld
en willekeurig vaak uitgevoerd worden. De POSITIP slaat
tegelijkertijd t/m 20 programma's met in het totaal 2000 nominale
posities op. Een programma mag maximaal 1000 nominale posities
bevatten.
In de functie extern worden programma's met de
HEIDENHAIN diskette-eenheid FE 401 opgeslagen en wanneer ze
nodig zijn weer door de POSITIP ingelezen. Het programma hoeft
dan niet opnieuw ingetypt te worden. Overdracht van programma's
kan ook plaatsvinden naar een Personal Computer (PC)
of naar een printer.
Programmeerbare functies:
•
nominale positiewaarden;
•
programma-onderbreking;
•
gatencirkel- en gatenreeksencyclus;
•
kamerfrezen;
•
herhalingen van programmadelen:
een programmadeel wordt één keer geprogrammeerd
en t/m 999 keer direct na elkaar uitgevoerd.
•
onderprogramma's:
een programmadeel wordt één keer geprogrammeerd en op
verschillende plaatsen van het programma willekeurig vaak
uitgevoerd;
•
gereedschapsoproep.
Posities overnemen: Teach-In-werkstand
Actuele posities van het gereedschap kunnen direct in een
programma overgenomen worden. Ook de nominale posities bij
een bewerking en posities die met de HEIDENHAIN kantentaster
KT getast zijn, kunnen in het programma overgenomen worden. De
Teach-In-functie verkort in vele gevallen het typewerk.
Wat te doen met het gemaakte programma?
In hoofdstuk I - 5 wordt de werkstand PROGRAMMA AFWERKEN
verklaard, waarmee een programma voor een werkstukbewerking
wordt uitgevoerd.
POSITIP 855
Gebruikershandleiding
Afb. 26: Het eerste softkey-veld in de
werkstand PROGRAMMEREN
45