Fabrieksinstelling
Zie paragraaf
24.
Fabrieksinstellingen.
13.24 Stilstandverwarming
Pompuitvoering
MTHE, CME
CRE, CRIE, CRNE,
SPKE, MTRE
U kunt deze functie gebruiken om condensvorming
in vochtige omgevingen te voorkomen. Wanneer u
de functie instelt op Actief en de pomp zich in de
bedrijfsmodus Stop bevindt, wordt er een wissel-
spanning van laag voltage over de motorwikkelingen
gezet. Het voltage is niet hoog genoeg om de motor
te laten draaien maar waarborgt dat voldoende
warmte wordt gegenereerd om condensvorming in
de motor en in de elektronische onderdelen van de
aandrijving te voorkomen.
Vergeet niet de aftappluggen te verwijde-
ren en de motor af te dekken.
Fabrieksinstelling
Zie paragraaf
24.
Fabrieksinstellingen.
13.25 Alarmafhandeling
De alarmafhandeling bepaalt hoe de pomp moet rea-
geren bij een sensorstoring.
Ingang
"Analoge ingang 1"
Waarschuwing: geen veran-
"Analoge ingang 2"
Stop: er wordt een alarm
"Analoge ingang 3"
afgegeven en de pomp wordt
"Ingebouwde
Grundfos sensor"
afgegeven en de pomp ver-
laagt het toerental tot het
afgegeven en de pomp ver-
hoogt het toerental tot het
"Liqtec-ingang"
Door gebruiker gedefini-
eerd toerental: er wordt een
alarm afgegeven en de pomp
werkt op een toerental dat
door de gebruiker is inge-
Stilstandverwarming
●
●
Alarmafhandeling
dering in bedrijf
uitgeschakeld
Min: er wordt een alarm
minimum
Max: er wordt een alarm
maximum
steld.
13.26 Motorlagerbewaking
U kunt de functie voor controle van de motorlagers
instellen op de volgende waarden:
•
Actief
•
Niet actief.
Wanneer de functie op Actief staat ingesteld, begint
een teller in de regelaar de gebruiksduur van de
lagers te tellen.
De teller zal ook doorgaan met tellen als
de functie op Niet actief staat, maar er
wordt dan geen waarschuwing gegeven
als het tijd is voor vervanging.
Wanneer de functie weer op Actief wordt
ingesteld, wordt de geaccumuleerde
gebruiksduur weer gebruikt om de tijd tot
aan vervanging te berekenen.
13.27 "Service"
"Tijdsduur tot volgende service"
(Motorlagerservice)
Dit display toont wanneer de motorlagers moeten
worden vervangen. De regelaar bewaakt het
bedrijfspatroon van de motor en berekent de periode
tussen het vervangen van de lagers.
Weer te geven waarden:
•
"over 2 jaar"
•
"over 1 jaar"
•
"over 6 maanden"
•
"over 3 maanden"
•
"over 1 maand"
•
"over 1 week"
•
"Nu"
"Vervanging van lagers"
Geeft het aantal keren aan dat lagers zijn vervangen
gedurende de levensduur van de motor.
"Lagers vervangen" ("Motorlageronderhoud)
Wanneer de bewakingsfunctie van de lagers actief
is, geeft de regelaar een waarschuwing wanneer de
motorlagers dienen te worden vervangen.
Druk, wanneer u de motorlagers hebt vervangen, op
[Lagers vervangen].
13.28 "Nummer" (Pompnummer)
Pompuitvoering
MTHE, CME
CRE, CRIE, CRNE,
SPKE, MTRE
U kunt een uniek nummer toewijzen aan de pomp.
Dit maakt het mogelijk om onderscheid te maken
tussen pompen in geval van GENIbus communicatie.
Fabrieksinstelling
Zie paragraaf
24.
Fabrieksinstellingen.
"Nummer"
(Pompnummer)
●
●
1131