13.6 De proportionele druk instellen
13.6.1 "Functie regelcurve"
U kunt de proportionele curve instellen op kwadra-
tisch of lineair, afhankelijk van de systeemcurve.
13.6.2 "Opvoerhoogte nuldebiet"
U kunt deze waarde instellen op een percentage van
het setpoint en definiëren hoeveel het setpoint moet
worden verminderd bij een gesloten klep. Met een
instelling van 100 % is de regelmodus gelijk aan het
constante drukverschil.
13.6.3 "Vastgestelde voordruk"
Dit menu maakt het gebruik van een vastgestelde
voordruk mogelijk.
13.6.4 "Voordruk"
Voer de vastgestelde voordruk in die aan de pomp
moet worden geleverd.
13.6.5 "Pompgegevens"
Als u de pomp wilt laten werken met proportionele
druk, moet de regelaar de pompcurve verwerken.
Neem de maximale opvoerhoogte, de nominale
opvoerhoogte en het nominale debiet over van het
typeplaatje van de pomp.
13.7 Analoge ingangen
De beschikbare ingangen zijn afhankelijk van de
functionele module die in de pomp is aangebracht:
FM 200*
Functie (klem)
(standaard)
Analoge ingang 1,
instelling (4)
Analoge ingang 2,
instelling (7)
Analoge ingang 3,
instelling (14)
*
Zie paragraaf
19. Identificatie van functionele
module.
Als u de analoge ngang wilt instellen voor een feed-
backsensor, adviseren wij u dit te doen via het menu
Ondersteund pomp instellen. Zie paragraaf
13.45 Ondersteund pomp
Als u voor andere doeleinden een analoge ingang
wilt instellen, kunt u dit handmatig doen.
U kunt de analoge ingangen instellen via het menu
Setup, analoge ingang. Zie paragraaf
analoge
ingang.
Als u de handmatige instelling uitvoert via Grundfos
GO Remote, moet u naar het menu voor de analoge
ingang gaan onder het menu Instellingen.
1116
FM 300*
(geavanceerd)
●
●
●
●
-
●
instellen.
13.46 Setup,
Functie
De analoge ingangen kunnen worden ingesteld op
de volgende functies:
•
Niet actief
•
Feedback sensor
De sensor wordt gebruikt voor de geselecteerde
regelmodus.
•
Ext. setp.-beïnvl.
Zie paragraaf
13.15 Externe setpoint
•
Andere functie.
Gemeten parameter
Selecteer een van de parameters, namelijk de para-
meter die moet worden gemeten in het systeem door
de sensor die is verbonden met de actuele analoge
ingang. Zie afb. 39.
5
1
3
13
DPT
PT
PT
TT
2
4
DPT
DPT
9
LT
Afb. 39 Overzicht van sensorlocaties
Sensorfunctie/gemeten para-
meter
Inlaatdruk
Versch.drk, zuig
Uitlaatdruk
Versch.drk, pers
Versch.drk, pomp
Druk 1, extern
Druk 2, extern
Verschildruk, ext.
Opslagtankniveau
Toevoer tankniv.
Pompflow
Flow, extern
Vloeistoftemp.
Temperatuur 1
Temperatuur 2
Verschiltemp, ext.
Omgevingstemp.
Andere param.
functie.
11
6
14
Q
PT
TT
12
8 16
15
7
Q
DPT DTT
PT
TT
10
LT
Pos.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Niet getoond
Niet getoond