7.6 Signaalkabels
•
Gebruik afgeschermde kabels met een aderdoor-
snede van min. 0,5 mm
externe aan/uit-schakelaar, digitale ingangen,
setpoint en sensorsignalen.
•
De kabelafscherming dient aan beide uiteinden
van de kabel met de behuizing verbonden te wor-
den. De afscherming moet zo dicht mogelijk bij
de klemmen zitten. Zie afb. 10.
Afb. 10 Gestripte kabel met afscherming en
draadaansluiting
•
De schroeven voor het bevestigen van de
afscherming op de behuizing dienen altijd te wor-
den vastgedraaid ongeacht of er wel of geen
kabel aangesloten is.
•
De aansluitdraden in de klemmenkast van de
motor moeten zo kort mogelijk zijn.
1096
2
2
en max. 1,5 mm
voor
7.7 Busverbindingskabel
7.7.1 Nieuwe installaties
Gebruik voor de busverbinding een afgeschermde
3-aderige kabel met een aderdoorsnede van min. 0,5
2
2
mm
en max. 1,5 mm
.
Als de motor is aangesloten op een unit met een
kabelklem die identiek is aan degene die op de
motor is gebruikt, sluit dan de afscherming aan op
deze kabelklem.
Als de eenheid geen kabelklem heeft, sluit dan het
uiteinde van de afscherming niet aan. Zie afb. 11.
A
1
2
Y
3
B
Afb. 11
Aansluiting met een 3-aderige afge-
schermde kabel
7.7.2 Een motor vervangen
•
Als er een 2-aderige afgeschermde kabel is
gebruikt in de installatie, sluit deze dan aan zoals
getoond in afb. 12.
A
1
Y
2
B
Afb. 12 Aansluiting met een 2-aderige afge-
schermde kabel
•
Als er een afgeschermde 3-aderige kabel is
gebruikt in de bestaande installatie, volgt u de
instructies uit paragraaf
Motor
A
1
2
Y
3
B
Motor
A
1
Y
2
B
7.7.1 Nieuwe
installaties.