Hoofdstuk 2: Installatie
van de systeemdatabus aan op de "−" klem van het bediendeel. Het maximum
aantal apparaten dat is toegestaan op de databus wordt opgegeven in
"Algemene kenmerken" op pagina 38.
Twee systeemdatabussen (alleen ATS4500A)
Met bepaalde centralevarianten kunt u meer LAN modules verbinden door een
tweede systeemdatabus te gebruiken. Gebruik de ATS670, RS485 LAN-
uitbreidingsmodule om een tweede systeemdatabus te creëren.
Omdat hardwarematig alleen GI adres 1 t/m 16 kan worden ingesteld, en adres
1 t/m 15 voor DI's, wordt het systeem adres nummer op de extra databus (BUS2)
verkregen door 16 toe te voegen aan het fysieke GI adres, en 15 aan het fysieke
DI adres. Dus de systeem adres nummers van BUS1 zijn GI 1 t/m 16 en DI
1 t/m 15, terwijl BUS2 GI 17 t/m 32 heeft, en DI 16 t/m 30.
Deur en Lift controllers kunnen alleen worden geïnstalleerd op
Opmerking:
BUS 1.
Ingangen-aansluitingen
De ingangen zijn ingesteld als standaard EOL vrij programmeerbare ingangen.
Door de ingangen als dubbellus te programmeren, kunnen alle ingangen zo
worden ingesteld dat een aantal verschillende statusmeldingen kunnen worden
gecreëerd op dezelfde ingang.
Afhankelijk van het model detector, kunt u op de volgende manier ingangen
instellen:
•
Kies uw type EOL-aansluiting. Zie "Typen EOL-aansluiting" op pagina 28.
•
Programmeer de invoermodus. Zie "8.6.1 Ingang modus" op pagina 303 voor
het paneel, of "2.2.2.n.4.4 Ingang modus" op pagina 189 voor modules.
•
Stel de waarden voor de eindelijnsweerstand in. Zie "8.6.2 EOL-weerstand"
op pagina 304 voor het paneel, of "2.2.2.n.4.5 EOL-weerstand" op pagina 189
voor modules.
•
Configureer de anti-maskeringsoptie. Zie "4.1.n.6.7 Antimaskering" op pagina
217.
Enkellus bedrading
Er zijn twee ingangen vereist: één voor alarm en één voor sabotage. De
sabotagecontacten zijn in serie verbonden met een EOL-weerstand.
Afbeelding 17: Voorbeelden van enkelvoudige lus
24
(1)
A
T
( ) 2
ATSx500A(-IP) Advisor Advanced Installatie- en Programmeerhandleiding
A
A
T
T
( ) 2
( ) 2
RA
RT