5.5
Validatierapport
Om de geïmplementeerde veiligheidsfuncties te garanderen moet de gebruiker na een
afgeronde inbedrijfstelling en parametrering de documentatie van de parameters en
koppelingen controleren. Dit wordt ondersteund door de parametreersoftware
MOVISAFE
U kunt het validatierapport direct vanuit de programmeeromgeving onder de menuoptie
[File] / [Configuration report] oproepen.
De eerste pagina van het validatierapport kunt u gebruiken voor algemene informatie
over de installatie (installatie, klant, leverancier, installateur, etc.). Op de tweede pagina
van het validatierapport kunt u overige, gedetailleerde informatie over de instal-
latie/machine invoeren. Deze informatie heeft een informatieve status, maar dienen met
betrekking tot de inhoud en omvang afgestemd te worden met de keuringsinstantie/
controleur.
De laatste pagina van het validatierapport bevat het individuele bewijs voor de veilig-
heidstechnische test.
Hierin dienen de volgende gegevens ingevoerd te worden:
•
•
•
Nadat alle headergegevens zijn ingevoerd, kunt u het validatierappport via de knop
"Opslaan" genereren. De parametreertool maakt dan een tekstbestand (.txt) met de
bestandsnaam van de parameter/programmadataset. Het tekstbestand bevat de
volgende informatie:
•
•
•
AANWIJZINGEN
•
•
•
•
•
®
Handboek – MOVIDRIVE
®
CONFIG/ASSIST.
serienummer (identiek aan het serienummer op het typeplaatje);
overeenstemming tussen het uitgelezen serienummer en het serienummer op het
typeplaatje van de optie DCS21B/31B;
identiteit bij de module.
Hier bevestigt de verantwoordelijke controleur van de veiligheidsmodule dat de in de
programmeeromgeving weergegeven CRC identiek is aan de in de optie DCS21B/
31B opgeslagen CRC. Deze CRC-handtekening bestaat uit een vijfcijferig getal dat
in de verbindingsdialoog van de configuratietool in het bereik diagnose-systeeminfo
wordt weergegeven, waarbij de optie DCS21B/31B een actieve verbinding moet
hebben.
de drie pagina's van de hierboven bewerkte headergegevens;
de configuratie van de encoder;
de parameters van de aanwezige bewakingsfuncties.
Ook de bewakingsfuncties die niet nodig zijn, worden vermeld. Deze dienen even-
eens gecontroleerd te worden!
Om het validatierapport te maken, dienen de juiste programma- en parameter-
gegevens geladen te zijn.
Alle parameters en programma-aanwijzingen die in de lijst worden vermeld,
moeten op de installatie/machine gevalideerd en met een handtekening in het vali-
datierapport worden bevestigd.
De controleur moet alle geconfigureerde gegevens in het afgedrukte validatie-
rapport nogmaals valideren.
Alle ingestelde grenswaarden van de gebruikte bewakingsfuncties moeten worden
gecontroleerd.
De afgedrukte AWL-code moet worden gevalideerd.
MDX61B Optie veiligheidsmodule DCS21B/31B
Inbedrijfstelling
Validatierapport
I
5
0 0
51