Installatie
4
Aansluiting van de positie- en snelheidssensoren
4.8
Aansluiting van de positie- en snelheidssensoren
Voordat u begint
32
STOP!
De encoderaansluitingen mogen tijdens het bedrijf niet worden aangebracht of verwij-
derd.
Elektrische componenten van de encoder kunnen worden beschadigd.
Maak de aangesloten encoders en de optie DCS21B/31B spanningsloos, voordat u
de encoderaansluitingen aanbrengt of verwijdert.
De optie DCS21B/31B beschikt over twee encoderinterfaces voor het aansluiten van
industriële incrementele, sin/cos- en absolute encoders.
AANWIJZING
SEW-EURODRIVE adviseert de in het hoofdstuk "Appendix" vermelde encoders.
Als encoders kunnen incrementele, sin/cos- of absolute encoders (binary code of Gray-
code) via dezelfde encoderinterface worden aangesloten en verwerkt en kan de interne
encodersimulatie via de achterwandbus worden gebruikt. De sin/cos-encoder gedraagt
zich hetzelfde als de incrementele encoder.
Volg de onderstaande aanwijzingen op:
•
De aangesloten sensoren worden over het algemeen gevoed via de optie
DCS21B/31B. Deze spanning wordt bewaakt door een diagnoseproces. Als de
sensoren op een externe voedingsspanning worden aangesloten, moet dit in geval
van het uitvallen van de voedingsspanning in de foutanalyse worden meegenomen.
Met name bij een gemeenschappelijke externe voeding moet worden aangetoond
dat deze fout wordt herkend als de spanning onder de minimale bedrijfsspanning van
het encodersysteem komt.
•
Let op de EMC-maatregelen zoals afscherming.
•
De beide encoders dienen vrij te zijn van onderlinge beïnvloeding. Dit geldt zowel
voor het elektrische als het mechanische deel.
•
Als beide encoders via gemeenschappelijke mechanische delen met de te bewaken
machine zijn gekoppeld, moet deze verbinding vormsluitend zijn uitgevoerd zonder
onderdelen (kettingen, tandriemen, enz.) die aan slijtage onderhevig zijn. Als dit toch
het geval is, zijn er extra bewakingsvoorzieningen voor de mechanische koppeling
van de sensoren nodig (bijv. bewaking van een tandriem).
•
Als de positieverwerking is geactiveerd, moet er ten minste een absolute encoder
worden gebruikt. Als slechts een absolute encoder wordt toegepast, dient deze op
X85 (encoder 2) te worden aangesloten.
•
Encoder 1 heeft de functie van een processensor en encoder 2 heeft de functie van
een referentiesensor. Als encoders met een verschillende resolutie worden gebruikt,
configureert u de encoder met de hogere resolutie als "Encoder 1" (X84) en de
encoder met de lagere resolutie als "Encoder 2" (X85).
•
Bij de configuratie van bewakingsfuncties wordt in de invoervelden "Positie", "Snel-
heid" en "Acceleratie" een intern getalformaat gebruikt. Dit kan ertoe leiden dat de
ingevoerde waarden afgerond worden.
Handboek – MOVIDRIVE
®
MDX61B Optie veiligheidsmodule DCS21B/31B