Installatie
4
Aansluiting van de positie- en snelheidssensoren
4.8.2
Configuratie van de meettrajecten
34
De belangrijkste ingangsgrootte voor de bewakingsfuncties van de optie DCS21B/31B zijn:
•
positie;
•
snelheid;
•
acceleratie.
De genoemde ingangsgrootten worden tweekanaals gegenereerd uit de aangesloten
encodersystemen. Voor categorie 4 conform EN 954-1 zijn bovendien altijd twee
onafhankelijke encodersystemen nodig. Voor categorie 3 conform EN 954-1 kan bij
bepaalde toepassingen één encodersysteem voldoende zijn (bijv. alleen snelheids-
bewaking).
Voor de interne signaalverwerking van de meettrajecten A en B moeten deze dienover-
eenkomstig worden geparametreerd. Dit vindt plaats via de encoderdialoog van de
programmeeromgeving.
Neem bij de configuratie van het meettraject de volgende parameters in acht:
•
Type meettraject
Bij het meettraject kan als type "lineair" of "roterend" worden geselecteerd.
•
Eenheden van het meettraject
Bij een lineair meettraject kunt u als eenheid van de snelheid "mm/sec" of "m/sec"
selecteren. Bij een roterend meettraject kunt u als eenheid van de snelheid
"mgrad/sec", "omw./sec" of "omw./min" selecteren. De geselecteerde resolutie moet
in overeenstemming zijn met de fysische eigenschappen van het meettraject om
problemen bij de ronding van de parametrering te voorkomen.
•
Meetlengte
Bij de positieverwerking wordt met de meetlengte het toegestane positiebereik vast-
gelegd. Als geen meetlengte wordt gedefinieerd, worden bij de parametrering alleen
bewakingsfuncties met snelheidsverwerking toegelaten en worden bewakingsfunc-
ties met positieverwerking in de dialoog geblokkeerd. Als u het meetlengtevenster
heeft geactiveerd, d.w.z. een positieverwerking heeft toegelaten, moet u erop letten
dat de actuele positie van de aandrijving zich binnen het meetlengtevenster moet
bevinden. De meetlengte heeft een waardenbereik van 1 ... 1000000 en is genor-
meerd op de vastgelegde eenheid van het meettraject.
•
Encodertype
De volgende encoders zijn mogelijk:
Absolute encoder:
– SSI-data-interface met een constante datalengte van 24 bit
– Data-indeling binaire of Gray-code
– Encoders met signaalniveau conform RS422
– Als het meetkanaal in het slave-bedrijf, d.w.z. als listener, werkt, bedraagt de
maximale externe pulsfrequentie 150 kHz. Tussen de pakketjes pulssignalen
moet een pulspauze van ten minste 30 µs en maximaal 6 ms bestaan.
Incrementele encoder:
– Encoder met signaalniveau overeenkomstig RS422
– Meetsignaal A/B-kanaal met 90 graden faseverschil
– Maximale frequentie van de ingangspulsen 200 kHz
Handboek – MOVIDRIVE
®
MDX61B Optie veiligheidsmodule DCS21B/31B