Configuratie en inbedrijfstelling
5
Configuratie van de master (PROFINET IO-controller)
Start de besturing
24
•
Wijs aan elke PROFINET IO-deelnemer een unieke apparaatnaam toe door de deel-
nemer te selecteren. Nu verschijnt het MAC-adres van de deelnemer in het veld
"Select station to be identified". Voer de apparaatnaam in het veld "Specify device
name" in en druk op de knop [Assign name]. De apparaatnaam wordt nu naar de
deelnemer verzonden en daar opgeslagen. Deze kan maximaal 255 lettertekens
lang zijn. Wijs een IP-adres en een subnetmasker toe, alsmede eventueel een rou-
teradres. Druk op de knop [Assign IP-configuration].
De IO-controller mag nog geen cyclisch gegevens met de IO-apparaten uitwisselen.
•
Druk opnieuw op de knop [Browse] om te controleren of de instellingen zijn overge-
nomen.
Druk op de knop [Close].
•
Selecteer in het configuratievenster het symbool van de gewenste DFE12B en voer
in het contextmenu (rechtermuisknop) onder "Properties" de eerder aan het apparaat
verzonden apparaatnaam en het eerder ingestelde IP-adres in (knop [Ethernet]).
Laad de configuratie in de Simatic S7 en start de module. De foutled van de besturing
moet nu doven. De statusled van de DFE12B moet groen branden. De led "Link/Act"
moet flikkeren. Als dit niet het geval is, moet u de configuratie controleren, vooral de
apparaatnaam en het IP-adres van de deelnemer.
Handboek – MOVIDRIVE
®
MDX61B-veldbusinterface DFE12B PROFINET IO