Configuratie en inbedrijfstelling
5
De applicatieregelaar in bedrijf stellen
5
Configuratie en inbedrijfstelling
5.1
De applicatieregelaar in bedrijf stellen
18
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de applicatieregelaar MOVIDRIVE
DFE12B moet worden geconfigureerd en in gebruik moet worden genomen.
Voor de besturing van de applicatieregelaar via het ethernetsysteem moet deze echter
van tevoren worden omgeschakeld naar stuurbron en setpointbron = FIELDBUS. Met
de instelling op FIELDBUS worden de parameters van de applicatieregelaar ingesteld
op besturing en setpointovername via ethernet. Nu reageert de applicatieregelaar op de
procesuitgangsdata die door de overkoepelende besturing worden verzonden.
De activering van de stuur-/setpointbron FIELDBUS wordt aan de overkoepelende
besturing gemeld met de bit "Fieldbus mode active" in het statuswoord. Om veiligheids-
technische redenen moet de applicatieregelaar voor de besturing via het veldbussys-
teem bovendien op de klemmen worden vrijgegeven. Daarom moeten de klemmen zo
worden aangesloten of geprogrammeerd dat de regelaar via de ingangsklemmen wordt
vrijgegeven.
De eenvoudigste manier om de applicatieregelaar op de klemmen vrij te geven, is op de
ingangsklem DIØØ (function /CONTROLLER INHIBIT) +24V-signaal te geven en de
ingangsklemmen DIØ1 ... DIØ5 te programmeren op NO FUNCTION. In de volgende
paragraaf ziet u als voorbeeld de procedure voor de inbedrijfstelling van de applicatie-
®
regelaar MOVIDRIVE
met veldbuskoppeling.
Handboek – MOVIDRIVE
®
MDX61B-veldbusinterface DFE12B PROFINET IO
®
met de optie