3 De beeldstijl vastleggenN
Om opnamen te maken met de vastgelegde beeldstijl, volgt u stap 2 voor
selectie van [Gebruiker 1/2/3] op pagina 56.
De instelling voor de beeldstijl onbedoeld aanpassen
Indien een door de gebruiker gedefinieerde beeldstijl reeds is vastgelegd
met uw eigen beeldstijl, volgt u de eerste drie stappen van de procedure op
pagina 61 om de door de gebruiker gedefinieerde beeldstijl terug te zetten
op de standaardinstelling.
Als u de beeldstijl Gebruiker niet wilt wijzigen, herhaal deze procedure dan niet.
62
Selecteer de parameter.
5
Draai het instelwiel <5> om een
parameter, bijvoorbeeld [Scherpte],
te selecteren en druk vervolgens
op <0>.
Selecteer de gewenste instelling.
6
Draai het instelwiel <5> om de
gewenste instelling te selecteren en
druk vervolgens op <0>.
Raadpleeg voor meer informatie "De
beeldstijl aanpassen" op pagina 58-60.
Druk op de knop <M> om de
nieuwe beeldstijl vast te leggen. Het
scherm waarin de beeldstijl kan
worden gekozen, verschijnt weer.
De basisbeeldstijl wordt rechts van
[Gebruiker 1/2/3] weergegeven.
De naam van een beeldstijl met
gewijzigde instellingen (anders dan
de standaardinstellingen) die is
vastgelegd in [Gebruiker 1/2/3] wordt
blauw weergegeven.