De beeldstijl aanpassenN
3
U kunt de beeldstijl naar wens aanpassen door de individuele
parameters te wijzigen, bijvoorbeeld [Scherpte] en [Contrast].
Zie pagina 59 voor het aanpassen van [Monochroom].
Parameters en hun instellingen
Scherpte
Contrast
Verzadiging
Kleurtoon
58
Selecteer [Beeld stijl].
1
Selecteer de stijl.
2
Selecteer de parameter.
3
Selecteer de gewenste instelling.
4
[0] : Minder scherpe contouren [+7] : Scherpe contouren
[-4] : Laag contrast
[-4] : Lage verzadiging
[-4] : Roodachtige huidskleur
Draai het instelwiel <5> om [z Beeld
stijl] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Het scherm verschijnt waarin de
beeldstijl kan worden gekozen.
Draai het instelwiel <5> om een stijl
(niet [Monochroom]) te selecteren
en druk vervolgens op <C>.
Het instelscherm verschijnt.
Draai het instelwiel <5> om een
parameter, bijvoorbeeld [Scherpte], te
selecteren en druk vervolgens op <0>.
Draai het instelwiel <5> om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Druk op de knop <
instelling op te slaan. Het keuzescherm
voor de beeldstijl verschijnt weer.
Instellingen die afwijken van de standaardinstelling
worden in blauw weergegeven.
[+4] : Hoog contrast
[+4] : Hoge verzadiging
[+4] : Geelachtige huidskleur
> om de
M