4. Station instellen
nl
5. Hoogte van het station vastleggen
Wanneer de punten een hoogte hebben, worden deze hoogten bepaald en overgenomen. Als de punten geen hoogte
hebben, kan de hoogte door een referentiepunt of een hoogtemarkering worden vastgelegd.
Na het handmatig invoeren van een hoogte kan met
stationshoogte wordt als gevolg van de meting naar het hoogtepunt of de hoogtemarkering berekend.
Na het handmatig invoeren van een hoogte kan met
een meting hoeft te worden uitgevoerd.
AANWIJZING
Als de optie "Hoogtes" is ingeschakeld, moet een hoogte voor het station worden ingesteld resp. een waarde voor de
hoogte beschikbaar zijn. Als er geen stationshoogte is aangegeven, volgt een foutmelding met de aanwijzing om de
stationshoogte te bepalen.
9.2.5 Station instellen
Het station wordt altijd opgeslagen in het interne geheugen. Indien de stationsnaam al in het geheugen aanwezig is,
moet in zo'n geval het station worden hernoemd resp. een nieuwe stationsnaam worden ingevoerd.
9.3 Hoogte apparaat instellen
Als naast stationering en oriëntatie ook nog met hoogtes moet worden gewerkt, d.w.z. het bepalen of afbakeningen
van richtpunthoogtes, is het tevens noodzakelijk de hoogte van het midden van de telescoop van het apparaat vast te
leggen.
Methoden voor het instellen van de hoogte
Bij een bekende hoogte van het markeerpunt op de grond wordt de instrumenthoogte gemeten – beide tezamen
geeft de hoogte van het midden van de telescoop.
42
Terugkeren naar vorige dialoog
@
Hoogte van het station vastleggen (zie punt 5)
;
Resultaten tonen
=
Station instellen
%
Weergave stationsnaam
&
Terugkeren naar vorige dialoog
@
Hoogte handmatig invoeren
;
Meting activeren
=
Dialoog bevestigen
%
Hoogtepunt selectie
&
Instrumenthoogte instellen
(
Reflectorhoogte instellen
)
op een hoogtepunt worden gericht en gemeten. De
de stationshoogte rechtstreeks worden ingesteld, zonder dat