▶ Gebruik of laad geen accu's die aan stootbelasting zijn blootgesteld, van hoger dan een meter gevallen zijn of op een andere manier beschadigd zijn. Neem in dit geval contact op met de Hilti Service. ▶ Als de accu zo heet is dat hij niet kan worden vastgepakt, kan deze defect zijn. Zet het product op een niet-brandbare plaats met voldoende afstand tot brandbaar materiaal, waar het in de gaten kan worden gehouden, en laat het afkoelen.
In dit geval of wanneer u niet zeker bent, dienen controlemetingen te worden uitgevoerd. Ook kan Hilti niet uitsluiten dat andere apparaten (bijv. navigatie-inrichtingen van vliegtuigen) worden gestoord. Het apparaat voldoet aan klasse A;...
Het totaalstation wordt bediend met de controller POC 100 of POC 200. Voor gegevensoverdracht tussen totaalstation en PC en vice versa, gegevensverwerking en gegevensuitvoer naar andere systemen staat de PC-software Hilti PROFIS Layout ter beschikking. Ook is een rechtstreekse uitgifte van de controller op een USB-gegevensdrager mogelijk.
4.1.2 Bouwlijnen Over het algemeen worden voor aanvang van de bouw eerst in en om het bouwterrein hoogtemarkeringen en bouwlijnen uitgezet door een meetbedrijf. Voor iedere bouwlijn worden 2 uiteinden op de grond gemarkeerd. Vanuit deze markeringen worden de afzonderlijke bouwelementen uitgezet. Bij grotere gebouwen is een groot aantal bouwlijnen aanwezig.
4.1.5 Begrippen en hun beschrijvingen Richtas Lijn door richtkruis en objectiefmidden (telescoopas) Tapoffset Draaias van de telescoop Verticale as Draaias van het gehele apparaat Zenit Richting van de zwaartekracht naar boven Horizon Richting haaks op de zwaartekracht Nadir Richting van de zwaartekracht naar beneden Verticale cirkel Hoekcirkel, waarvan de waarden wijzigen wanneer de telescoop omhoog of omlaag wordt bewogen...
4.2.3 Tweeascompensator Een compensator is in principe een nivelleersysteem, bijv. elektronische libellen, voor het bepalen van de resterende helling van de assen van het totaalstation. Als de betreffende assen van het totaalstation niet verticaal resp. horizontaal zijn, leidt dit afhankelijk van de hellingshoek van het apparaat tot meer of minder ernstige fouten bij de hoekmetingen.
Bovendien staat de reflectorstaaf afstandsmetingen toe voor markeerpunten op de grond. Controleer regelmatig de afstelling van de zichtbare lasermeetstraal ten opzichte van de richtas. Als een afstelling noodzakelijk is of als u niet zeker bent, kunt u zich tot uw Hilti Service Center wenden. 4.3.2 Richtpunten 4.3.2.1 Prismadoelen...
Prisma's hebben altijd een prismaconstante afhankelijk van de inwendige lichtweg. Om betrouwbaar afstanden resp. richtpuntposities te kunnen meten, moet er beslist op worden gelet dat het juiste prisma met de juiste prismaconstante wordt gebruikt resp. geselecteerd. 4.3.2.2 Reflectorplaten en reflectiefolies Met het apparaat kunnen betrouwbare afstandsmetingen tot circa 300 m op een van reflectiefolie voorziene reflectorplaat of op geplakte reflectiefolies worden uitgevoerd, mits de laserstraal de reflectiefolie onder een loodrechte hoek raakt.
Reflectorloos meten (RL) kan de zichtbare meetstraal permanent worden ingeschakeld (laserpointer). De laserpointer kan binnenshuis als zichtbaar meet- en afbakeningspunt worden gebruikt. Gegevenspunten De Hilti totaalstations meten gegevens waarvan de resultaten een meetpunt opleveren. Nederlands Printed: 08.05.2018 | Doc-Nr: PUB / 5179015 / 000 / 05...
Op dezelfde manier worden gegevenspunten met hun positiebeschrijving in applicaties, bijv. locatie of stationsvastlegging, gebruikt. Om de selectie van de punten te vergemakkelijken resp. te versnellen, zijn er verschillende mogelijkheden voor puntselectie in het Hilti totaalstation beschikbaar. 4.7.1 Puntselectie De puntselectie is een belangrijk onderdeel van een totaalstationsysteem, omdat daarbij in het algemeen punten worden gemeten en ook steeds weer punten worden gebruikt voor de afbakening, voor de stations evenals voor oriëntaties en vergelijkingsmetingen.
Eerste stappen Weergave- en bedieningselementen op het controller-touchscreen POC 100 1. Aanwijzing 2. Accuniveau, draadloze verbindings- en meetdoelstatus 3. Menuweergave (actie, tijd en datum) 4. Verschillende toepassingen 5. Buttonbalk Accu laden 5.2.1 Accu van de controller opladen in het apparaat 1.
5.2.2 Accu van het totaalstation opladen 1. Sluit de netvoeding aan op de acculader. 2. Plaats de accu in de acculader. ◁ Tijdens het opladen knippert de groene LED op de acculader. ◁ Als het opladen beëindigd is, brandt de groene LED op de acculader constant. Accu verwijderen en omwisselen 5.3.1 Accu van het totaalstation omwisselen...
Het totaalstation wordt uitsluitend met de controller bediend. Daarom moet beslist een radiografi- sche verbinding tussen de controller en het totaalstation tot stand worden gebracht. 2. Start de Hilti applicatie onder Start/Programma's op de controller. 3. Nivelleer het totaalstation met de weergegeven elektronische libel op een stabiele ondergrond of een statief.
Bedieningselementen en weergaven 5.6.1 Bedieningspaneel op het totaalstation Het bedieningspaneel bestaat uit een 5-regelig display met 4 toetsen. Met dit bedieningspaneel worden basisinstellingen van het totaalstation uitgevoerd. Functietoetsen van het totaalstation → Pagina 25 Functietoetsen van het totaalstation Apparaat in- resp. uitschakelen Laserlood aan/uit Focusverplaatsing omlaag, rollerend Bevestiging van de geselecteerde weergave.
Het bedieningspaneel van de controller bestaat uit in totaal 7 toetsen met daarop aangebrachte symbolen en uit een aanraakgevoelig scherm (touchscreen) voor de interactieve bediening. Functietoetsen op de controller → Pagina 26 Functietoetsen op de controller Apparaat in- resp. uitschakelen Achtergrondverlichting in- resp.
De in- resp. uitschakeltoets indrukken. 1. Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm 2. Hilti applicatie wordt beëindigd, controller blijft ingeschakeld 3. Controller opnieuw starten Eventueel niet opgeslagen gegevens gaan daarbij verloren.
5.8.2 Apparaat opstellen 1. Plaats het statief met het midden van de statiefkop grofweg boven het markeerpunt op de grond. 2. Bevestig het apparaat op het statief, schakel het apparaat en het laserlood in. 3. Beweeg twee poten van het statief zo, dat de laserstraal op de markering op de grond schijnt. Neem daarbij in acht dat de statiefkop grofweg waterpas staat.
5.8.3 Opstelling op buizen en laserlood Vaak zijn markeerpunten op de grond van buizen voorzien. In dit geval schijnt het laserlood in de buis en is het exacte punt niet zichtbaar. Leg een stuk papier, een folie of een ander licht doorzichtig materiaal op de buis om het laserpunt zichtbaar te maken.
In geval van twijfel het apparaat voor controle naar de Hilti Repair Service brengen. Hilti Repair Service De Hilti Repair Service voert de controle uit en zorgt bij een afwijking voor de reparatie en de hernieuwde controle van de specificatie-overeenstemming van het apparaat. De specificatie-overeenstemming op het moment van de controle wordt schriftelijk bevestigd door het Service Certificate.
Instellingen zoekparameters Een van de belangrijkste functionaliteiten van het gemotoriseerde totaalstation is de vervolging en het zoeken van het prisma. Om het zoeken van het prisma te optimaliseren, kunnen verschillende parameters worden ingesteld. Zoekparameter → Pagina 31 Zoekparameter Zoekparameter E instelopties Prismacontactverlies Extrapoleren, stop Extrapolatietijd...
Functies toetsen F1 en F2 Functielijst Beschrijving Selectie doeltype Hier kan op elk moment een ander doeltype wor- den geselecteerd, bijv. van het 360°-prisma voor reflectorfolie, etc. Wisselen tussen prisma en RL en de laserpointer Wisselen EDM-type tussen prisma en reflectorloos meten met de laserpointer ingeschakeld met een druk op de knop.
Gidslicht De gids bestaat uit een uitgangsopening op de telescoop, waaruit voor de helft groen en rood licht uittreedt. Vier verschillende instellingen zijn mogelijk: • • Knipperfrequentie – langzaam • Knipperfrequentie – snel • Knipperfrequentie – auto Deze instelling zorgt alleen voor knipperen als de verbinding met het prisma wegvalt, anders is het lampje gedoofd.
Laserpointer Het apparaat bezit een EDM met verschillende instellingen, afhankelijk van het doel. Bij de EDM-instelling Reflectorloos meten (RL) kan de zichtbare meetstraal permanent worden ingeschakeld (laserpointer). De laserpointer kan binnenshuis als zichtbaar meet- en afbakeningspunt worden gebruikt. Atmosferische correcties Dit apparaat maakt gebruik van laserlicht voor de afstandsmeting.
Displayverlichting De displayverlichting kan met de displayverlichtingstoets in- en uitgeschakeld worden. In ingeschakelde toestand kan de helderheid door het nogmaals bedienen van de toets displayverlichting in 5 stappen van 1/5 tot 5/5 worden geregeld. Hoe groter de helderheid, hoe meer stroom wordt verbruikt. Libel (compensator) 1.
8.1.1 Weergave actief project Indien een of meer projecten reeds in het geheugen aanwezig zijn en een daarvan als actief project wordt gebruikt, moet bij elke nieuwe start van een applicatie het project worden bevestigd, of een ander project worden geselecteerd of een nieuw project worden aangemaakt. 8.1.2 Projectkeuze Kies een van de weergegeven projecten uit, die als actueel project moet dienen.
2. Bij gebruik van hoogten kan een nieuwe hoogte worden ingesteld (ook nog na het afsluiten van de positionering) 3. Dialoog bevestigen 4. Gebruik van hoogten in- en uitschakelen 5. Selecteren van het puntsysteem, coördinaten of bouwlijnen 6. Selecteren van het type stationering: Via punt of vrije stationering Als bij de stationering de hoogten worden uitgeschakeld, worden alle relevante hoogtegegevens (hoogte, hr, hi) niet weergegeven! Als bij de bepaling van het station de vrije stationering wordt geselecteerd, wordt het coördinatensysteem...
Pagina 40
2. Bij gebruik van hoogten kan een nieuwe hoogte worden ingesteld (ook na het afsluiten van de stationering) 3. Dialoog bevestigen 4. Gebruik van hoogten in- en uitschakelen 5. Selecteren van het puntsysteem: Coördinaten 6. Selecteren van het type stationering: Stationering via punt 2.
Pagina 41
11. Terugkeren naar vorige dialoog 12. Hoogte van het station vastleggen 13. Resultaten tonen 14. Station instellen 15. Stationsnaam vastleggen BM hoogte meten 16. Terugkeren naar vorige dialoog 17. Hoogte handmatig invoeren 18. Meting activeren 19. Dialoog bevestigen 20. Hoogtepunt selectie 21.
28. Hoogte handmatig invoeren 29. Instrumenthoogte instellen 30. Reflectorhoogte instellen Na het handmatig invoeren van een hoogte kan met 3 een hoogtepunt worden gericht en gemeten. De stationshoogte wordt als gevolg van de meting naar het hoogtepunt/de hoogtemarkering berekend. Na het handmatig invoeren van een hoogte kan met 4 de stationshoogte rechtstreeks worden ingesteld, zonder dat een meting hoeft te worden uitgevoerd.
Pagina 43
1. Terugkeren naar vorige dialoog 2. Station overnemen van laatste project 3. Nieuwe stationering starten 4. Project selecteren 5. Dialoog bevestigen 6. Actueel project 2. Stationeringstype selecteren 7. Terugkeren naar vorige dialoog 8. Bij gebruik van hoogten kan een nieuwe hoogte worden ingesteld (ook nog na het afsluiten van de stationering) 9.
Pagina 44
16. Instrumenthoogte instellen 4. Referentiepunten selecteren 17. Terugkeren naar het vorige scherm 18. Hoek van het richtpunt definiëren 19. Richtpunt meten 20. Station berekenen 21. Punt-ID invoeren 22. Reflectorhoogte invoeren 23. Aantal gemeten referentiepunten Selecteer een referentiepunt en activeer de meting. Herhaal de stappen 4 en 2, tot het gewenste aantal referentiepunten voor het bepalen van het station gemeten werd.
8.2.4.1 Bouwlijn met 2 punten De positie van het apparaat bevindt zich op een vrij punt en meet achter elkaar de hoek en afstanden tot twee bouwlijnpunten. Vervolgens wordt de apparaatpositie bepaald uit de metingen ten opzichte van beide bouwlijnpunten en wordt het nulpunt van het coördinatensysteem in het eerste gemeten bouwlijnpunt geplaatst.
8.2.4.2 Bouwlijn met 3 punten De positie van het apparaat bevindt zich op een vrij punt en meet achter elkaar de hoek en afstanden tot twee bouwlijnpunten. Vervolgens wordt de apparaatpositie uit de metingen naar de drie bouwlijnpunten berekend en het nulpunt van het coördinatensysteem is de projectie van het derde gemeten punt van de bouwlijn loodrecht op de as van de beide eerst gemeten punten.
Pagina 48
7. Terugkeren naar vorige dialoog 8. Meting ten opzichte van het referentiepunt starten 9. Berekening starten (pas mogelijk nadat minstens twee referentiepunten zijn gemeten) 3. Bouwlijnpunt 2 selecteren 10. Terugkeren naar vorige dialoog 11. Meting ten opzichte van het referentiepunt activeren 12.
Wanneer de punten een hoogte hebben, worden deze hoogten bepaald en overgenomen. Als de punten geen hoogte hebben, kan door een referentiepunt of een hoogtemarkering een hoogte worden ingesteld. 18. Terugkeren naar vorige dialoog 19. Hoogte via punt selecteren 20. Meting activeren 21.
8.2.6 Hoogte apparaat instellen Als naast stationering en oriëntatie ook nog met hoogtes moet worden gewerkt, d.w.z. het bepalen of afbakeningen van richtpunthoogtes, is het tevens noodzakelijk de hoogte van het midden van de telescoop van het apparaat vast te leggen. Methoden voor het instellen van de hoogte •...
Daarmee is het verwerken van grote getallenreeksen of grote hoeveelheden getallen niet meer nodig. 9.1.1 Principe van de afbakeningsprocedure In principe worden met het Hilti totaalstation-systeem POS 150 / 180, afhankelijk van de EDM-modus, twee verschillende afbakeningsprocedures toegepast - prisma- of laser-modus. Afbakeningsprocedure •...
9.1.2 Afbakenen met prisma Bij deze methode wordt de EDM op Autolock gezet en wordt het zoeken naar het prisma met de zoektoets op de controller geactiveerd, om de optische verbinding tussen het prisma en het totaalstation tot stand te brengen.
Pagina 53
3. Terugkeren naar vorige dialoog 4. Overnemen van de laatste stationering 5. Nieuw station creëren 6. Project selecteren 7. Dialoog bevestigen 8. Actueel project Invoerdialoog "afbakeningspunt" Puntcoördinaten van de afbakingspunten kunnen op drie verschillende manieren worden bepaald: Mogelijkheden voor het bepalen van de puntcoördinaten van afbakeningspunten •...
Pagina 54
De opgeslagen gegevens kunnen met de PC software Hilti PROFIS Layout worden uitgelezen, opgeslagen en geprint. Nederlands Printed: 08.05.2018 | Doc-Nr: PUB / 5179015 / 000 / 05...
Pagina 55
27. Attributen weergeven 28. Punt uitzetten 29. Nieuw punt selecteren (niet nodig bij Smart Layout) 30. Weergave van de richtingen van het punt 31. Werkbalk 32. Terugkeren naar vorige dialoog 33. Weergave van attributen voor het afbakeningspunt 34. Dialoog bevestigen Als de stationsetup zonder hoogtes is ingesteld, worden de hoogtegegevens en alle relevante weergaven onderdrukt.
Attribuut 1 – Attribuut 5 Aan het punt gekoppelde attributen 9.1.4 Afbakening met zichtbare laser (Laser-Pointer) Bij deze methode wordt de EDM op laser aan gezet. Daarbij wordt bij de praktische afbakening met de rode stip het afbakeningspunt direct aangestuurd en wordt de afbakeningspositie quasi met de rode stip gemarkeerd.
Pagina 57
1. Terugkeren naar het vorige scherm 2. Invoer van de afbakeningsinstellingen: Sorteercriteria voor automatisch puntadvies, automatisch volgen van punten (Aan/Uit), afbakeningstoleranties, meetvertraging, om de prismastaaf voor de afstandmeting goed te kunnen uitrichten 3. Het volgende punt selecteren, als in de instellingen de automatische puntselectie werd ingesteld 4.
Pagina 58
De verdere weergaven zijn gelijk aan de weergaven in het vorige hoofdstuk. Gegevensopslag van de afbakening → Pagina 56 Attributen zijn beschrijvingen van het punt en kunnen ofwel direct met de Hilti Point Creator uit AutoCAD of Revit samen met de puntcoördinaten worden opgehaald of handmatig worden ingevoerd.
Noordcoördinaten (gegeven) Ingevoerde noordcoördinaten, met betrekking tot het referentiecoördinatensysteem Oostcoördinaten (gegeven) Ingevoerde oostcoördinaten, met betrekking tot het referentiecoördinatensysteem Hoogte (gegeven) Ingevoerde hoogtewaarde Noordcoördinaten (gemeten) Gemeten noordcoördinaten, met betrekking tot het referentiecoördinatensysteem Oostcoördinaten (gemeten) Gemeten oostcoördinaten, met betrekking tot het referentiecoördinatensysteem Hoogte (gemeten) Gemeten hoogte dN = noordcoördinaten (gemeten) - noordcoördina-...
Bij puntmetingen moet er beslist op worden gelet dat de laserpunt met het vizier overeenkomt, anders is een afstelling door de Hilti reparatieservice noodzakelijk. Om de applicatie Meet en registreer te starten, wordt in het menu van de applicaties de betreffende toets geselecteerd.
3. Invoeren resp. weergeven van de attributen voor het betreffende meetpunt. Er kunnen maximaal vijf verschillende attributen per meetpunt worden ingevoerd. 4. Afzonderlijke afstand meten 5. Met een druk op de knop afstanden en hoeken meten en tegelijkertijd de bestanden opslaan 6.
Na het definiëren van de bouwlijn kan deze nog in drie richtingen worden verschoven een eenmaal worden verdraaid. Verschuiven en verdraaien van de bouwlijn • Verschuiven in lengterichting • Verschuiving in dwarsrichting • Verschuiving in de hoogte • Verdraaien om het startpunt Meetopties voor bouwlijn De bouwlijnmetingen kunnen in twee verschillende toepassingen worden ingedeeld: •...
Pagina 63
1. Selectie applicatie Referentielijn 2. Invoerdialoog Bouwlijn definiëren Bouwlijnen voor lijnen en bogen kunnen op drie verschillende manieren worden gedefinieerd: • Grafisch uit een digitaal schema door aantippen • Met coördinaten door het invoeren van coördinaten of selecteren van coördinaten uit een coördinatenlijst •...
Pagina 64
• Invoeren van de langs- dwars- en hoogterichting, inclusief verdraaiingshoek 13. Terug naar definiëren van bouwlijn 14. Bevestiging van de ingevoerde verschuivingen. Verder met invoerdialoog langs, dwars- en hoogtewaar- den. Optie: Afbakening langs- en dwarsmaten Invoerdialoog Lijn / Offset • Invoeren van de langs, dwars- en hoogterichting, inclusief verdraaiingshoek 15.
20. Terug naar dialoog verschuiving 21. Wisselen naar de keuzemogelijkheid Afbakening langs- en dwarswaarden 22. Grafische weergave van de referentielijn 23. Wisselen tussen absolute en relatieve hoogte 24. Punt opslaan 25. Terugkeren naar vorige dialoog 26. Punt opslaan 9.3.3 Referentielijn met zichtbare laser Bij deze methode wordt de EDM op laser aan gezet.
Na het uitvoeren van de stationsetup wordt de applicatie "Controle" gestart. Afwijkingen van de gegevens en de gemeten positie kunnen worden opgeslagen en als rapport in de Hilti PROFIS Layout worden weergegeven. 9.4.2 Controle met prisma Om punten op te meten wordt eerst de positie met invoer gedefinieerd.
9.4.2.1 Verloop van de applicatie Controle met prisma 1. Startdialoog Controle Om de applicatie Controle te starten, in het startmenu de toets Controle indrukken. Afloop 1. Projectkeuze 2. Stationsdefiniëring resp. stationsetup 3. Selectie applicatie Controle 2. Invoerdialoog Controle Mogelijkheden voor het bepalen van de puntcoördinaten van controlepunten •...
Gegevensopslag van de afbakening → Pagina 66 Attributen zijn beschrijvingen van het punt en kunnen ofwel direct met de Hilti Point Creator uit AutoCAD of Revit samen met de puntcoördinaten worden opgehaald of handmatig worden ingevoerd. Van Hilti producten zoals pluggen, rails, enz. worden artikelnummer, beschrijving, layer, type grafisch element en kleur uit de AutoCAD of Revit overgenomen.
Bovendien kunnen door de PC de kaartgegevens als CAD-tekening naar het totaalstation worden verstuurd en als grafische punt resp. grafisch element op het totaalstation voor de afbakening worden geselecteerd. Daarmee is het verwerken van grote getallenreeksen of grote hoeveelheden getallen niet meer nodig. Typische applicaties zijn de positionering van bevestigingspunten bij gevels, muren met rails, buizen, etc.
Pagina 70
Een optimale opstelling resp. apparaatpositie is bereikt, als de verhouding van de horizontale referentielengte L tot de afstand Q de verhouding L : Q = 25 : 100 tot 7 : 10 heeft, zodat de ingesloten hoek tussen α = 40° - 100°...
Pagina 71
3. Afbreken en terugkeren naar het startmenu 4. Verschuivingen van het referentievlak invoeren 5. Invoer bevestigen en verder met de weergave voor het uitrichten van het apparaat met betrekking tot het uit te zetten punt Richting naar het uitzetpunt Het apparaat wordt met deze weergave uitgericht naar het uit te zetten punt, door het apparaat zo lang te draaien tot de rode richtingwijzer op nul staat.
Pagina 72
9. Terugkeren naar het invoeren van de uitzetwaarden 10. Punt opslaan 11. Nieuw punt selecteren (niet nodig bij Smart Layout) Aanwijzingen voor de richtingsbeweging van het gemeten doel → Pagina 70 Uitzetresultaten Weergave van de uitzetverschillen in Lijn, hoogte en Offset (v), gebaseerd op de laatste afstands- en hoekmetingen.
Lijn (ingevoerd) Ingevoerde lengteafstand gebaseerd op de referen- tielijn Hoogte (ingevoerd) Ingevoerde hoogtewaarde Offset (v) (ingevoerd) Ingevoerde Offset verticaal op het referentievlak Lijn (gemeten) Gemeten lengteafstand gebaseerd op de referen- tielijn Hoogte (gemeten) Gemeten hoogte Offset (v) (gemeten) Gemeten Offset gebaseerd op het referentievlak ΔLn Verschil in lengtewaarde gebaseerd op de referen- tielijn...
Pagina 74
7. Terugkeren naar vorige dialoog 8. Punt handmatig invoeren 9. Dialoog bevestigen 10. Puntselectie uit een lijst 11. Punt zoeken 12. Puntselectie uit afbeelding 13. Werkbalk Afbakeningsresultaten met coördinaten Weergave van de afbakeningsverschillen in coördinaten, gebaseerd op de laatste afstands- en hoekmetingen 14.
22. Terugkeren naar het invoeren van de uitzetwaarden 23. Invoeren van de attribuutwaarden 24. Bevestiging Gegevensopslag van de afbakening met coördinaten → Pagina 73 Bij de verticale afbakening wordt altijd gebruik gemaakt van driedimensionale puntbeschrijvingen. Bij de afbakening met bouwlijnen en de afbakening met coördinaten worden de dimensies lijn, hoogte en offset gebruikt.
9.6.1 Activeren en starten de van de Smart Layout functie Na het starten van de applicatie Horizontaal Layout kan via de parameterfunctie (2) de functie Smart Layout (3) worden geactiveerd. 1. Terugkeren naar vorige dialoog 2. Parameter plaatsen (selectie van Smart Layout) 3.
14. Het volgende punt selecteren 15. Dialoog bevestigen De OK (4) knop is alleen actief zonder puntselectie, wanneer de functie Smart Layout is geactiveerd 9.6.2 Smart Layout In het actieve Smart Layout venster wordt het volgende weergegeven: • Actuele prismapositie met een rode cirkel met kruis •...
Applicaties De werkbalk (6) aan de rechterkant van het beeldscherm kan met behulp van de vingers omhoog worden getrokken. De werkbalk biedt de volgende functionaliteiten: • Punten uit geïmporteerde CAD-bestanden extraheren • Nieuwe punten / lijnen aanmaken / verwijderen • Berekeningen uitvoeren •...
Bij sommige functies is het mogelijk om nog meer parameters te definiëren. Als een functie deze mogelijkheid toelaat, is het symbool (1) actief. 9.7.1.1 Punten uitpakken/creëren Creëert de straal/het middelpunt van de boog Creëert offset-punten Verdeelt een lijnstuk of de gehele lijn in even grote stukken Creëert het snijpunt van 2 snijdende lijnen Verwijdert geselecteerde punten Vrije puntselectie...
Creëert een lijn tussen 2 punten 9.7.1.2 Offset-punten creëren Met deze functie kunnen puntnummer, lengtewaarde en offsetwaarde worden ingevoerd. 9.7.1.3 Delen van een lijnstuk of een lijn Een lijnstuk of een hele lijn kan worden verdeeld in even grote stukken. •...
9.7.3.1 Invers De volgende selectiemogelijkheden voor de berekening zijn beschikbaar: • 2 punten: De richtingshoek en afstand worden berekend. • Lijn- /boogelement: De richtingshoek en lijn-/booglengte worden berekend. • Lijn- /boogelement en punt: De lijn-/booglengte en offset worden berekend. 1. CoGo Invers selecteren 2.
4. Terugkeren naar vorige dialoog 5. Dialoog beëindigen 9.7.3.2 Offset Met behulp van de functie Dwars kunnen offset-punten langs lijnen en bogen worden berekend. Om de berekening te starten, moet het volgende worden geselecteerd: • een lijn of • een boog. 1.
4. Terugkeren naar vorige dialoog 5. Dialoog bevestigen 6. Startpunt selecteren 7. Interval invoeren 8. Offset invoeren 4. Resultaat weergeven 9. Terugkeren naar vorige dialoog 10. Dialoog bevestigen 11. Opslaan van de nieuwe punten 12. Elementen met offset-punten 9.7.3.3 Snijpunt Met behulp van de functie Snijpunt kan het snijpunt van 2 elementen worden berekend.
1. Terugkeren naar vorige dialoog 2. Dialoog bevestigen 3. Grafiek 4. Werkbalk Om de berekening te starten, moet het volgende worden geselecteerd: • twee lijnen of • een lijn en een boog of • twee bogen. Daarna kan de berekening met (4) worden gestart. 3.
1. Terugkeren naar vorige dialoog 2. Handmatige puntinvoer 3. Dialoog bevestigen 4. Werkbalk 5. Grafische resultaten weergeven 6. Numerieke resultaten weergeven Om de berekening te starten moeten 3 punten worden geselecteerd:. Daarna kan de berekening met (4) worden gestart. 3. Resultaat weergeven 7.
1. Terugkeren naar vorige dialoog 2. Dialoog bevestigen 3. Grafiek Door opnieuw op een geselecteerd punt te klikken kan dit worden gewist. 3. Resultaat weergeven 4. Terugkeren naar vorige dialoog 5. Opslaan 6. Weergave van de resultaten 9.7.4 Layer Met de layer-functie is het mogelijk om afzonderlijke layers te activeren of te deactiveren. 1.
9.7.5 Spanmaat Met de applicatie Spanmaat worden 2 vrij in de ruimte liggende punten gemeten om de horizontale afstand, de schuine afstand, het hoogteverschil en de helling tussen de punten te bepalen. Symbolen → Pagina 86 1. Terugkeren naar vorige dialoog 2.
Pagina 88
Meting van de eerste beide punten. Na de uitslag een nieuwe lijn en een nieuw basispunt selecteren en het nieuwe tweede punt meten. Symbolen Tekent een boog van 3 punten Creëert een lijn tussen 2 punten Tekent een boog uit twee punten en een straal Vrije puntselectie Creëert een radius resp.
Selecteren van het CAD-layer Weergave van alle relevante informatie over het geselecteerde object Offset punt 9.7.5.1 Verloop van de applicatie Spanmaat Om de applicatie Spanmaat te starten, in het startmenu de toets Spanmaat indrukken. 1. Startdialoog Spanmaat 1. Selectie applicatie Spanmaat 2.
5. Terugkeren naar vorige dialoog 6. Invoeren resp. weergeven van de bij het punt behorende attributen 7. Meting activeren 8. Resultaten tonen Bij de radiale spanmaat heeft de meting van elk verder punt (P ) altijd weer betrekking op het eerste punt (P Bij de lijnspanmaat heeft elke nieuwe meting (P ) betrekking op het laatst gemeten punt (P...
Het horizontale oppervlak wordt berekend doordat de gemeten punten in het horizontale vlak worden geprojecteerd. De punten moeten in een zodanige volgorde worden gemeten, dat zij een oppervlakte omsluiten. Voor de berekening wordt het Oppervlakte altijd tussen het laatste en het eerste gemeten punt gesloten. 9.7.6.1 Verloop van de applicatie oppervlaktemeting Om de applicatie Oppervlaktemeting te starten, in het startmenu de toets Oppervlaktemeting indrukken.
10. Laatste punt wissen 11. Punt meten 12. Resultaat weergeven Resultaten De resultaten worden opgeslagen in het interne geheugen en kunnen op de PC met Hilti PROFIS Layout worden weergegeven resp. geprint. Gegevensopslag oppervlaktemeting → Pagina 90 Gegevensopslag oppervlaktemeting Oppervlakken Oppervlak in basiseenheden, bijv.
1. Terugkeren naar vorige dialoog 2. Instellen van hoeken 3. Continue meting 4. Weergave van de verticale hoek in percentage 5. Meting activeren 6. Actuele Hh-cirkelaflezing aanhouden 7. Actuele Hh-hoek op nul zetten 8. Dialoog bevestigen 9. Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm zonder de Hh-waarde te wijzigen 10.
1. Actuele Hh-cirkelaflezing aanhouden 2. Actuele Hh-hoek op nul zetten 3. Dialoog bevestigen 4. Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm zonder de Hh-waarde te wijzigen 5. Hh-waarde instellen op het display 9.7.7.3 Cirkelaflezing handmatig invoeren Elke willekeurige cirkelaflezing kan in elke positie handmatig worden ingevoerd. 1.
1. Verticale hoekaanduiding omschakelen tussen graden en procenten 9.7.8 Indirecte hoogtemeting 9.7.8.1 Principe van de indirecte hoogtemeting Met de indirecte hoogtemeting worden hoogteverschillen bepaald ten opzichte van ontoegankelijke plaatsen resp. ontoegankelijke punten, als deze geen directe afstandsmeting toelaten. Met de indirecte hoogtemeting kan bijna elke hoogte of diepte worden bepaald, bijv. de hoogte van kraanarmen, de diepte van bouwputten en nog veel meer.
9.7.8.2 Indirecte hoogtebepaling Metingen voor het 1e referentiepunt Voor het 1e meetpunt wordt een hoek- en afstandsmeting uitgevoerd. De afstand tot het punt kan direct of met behulp van de reflectorstaaf worden gemeten, afhankelijk van de toegankelijkheid van het 1e referentiepunt. 1.
Pagina 97
In principe wordt van twee gemeten punten gecontroleerd, of deze in de ruimte loodrecht boven elkaar staan. De metingen kunnen, afhankelijk van de gewenste toepassing, met of zonder reflectorstaaf gebeuren. 1. Selecteren van de applicatie Verticaal uitrichten Na het oproepen van de applicatie worden de projecten resp. de projectkeuze weergegeven. Het instellen van het station is hierbij niet noodzakelijk.
Gegevens en gegevensverwerking 10.1 Inleiding De Hilti totaalstations slaan gegevens altijd in het interne geheugen op. Gegevens zijn meetwaarden, d.w.z. hoek- en afstandswaarden, die afhankelijk van de instellingen resp. applicatie gebaseerd zijn op de bouwlijn, zoals Lijn en Offset of coördinaten.
10.3.3 Met Hilti Point Creator De software Hilti Point Creator is een plugin, die in AutoCAD vanaf versie 2010 kan worden geïnstalleerd. Met de Hilti Point Creator worden punten met coördinaten uit 2D- en 3D-tekeningen geëxtraheerd. Bovendien worden beschrijvingen (attributen) voor deze posities uit het AutoCAD 2D/3D model gehaald.
10.4 Gegevensgeheugen 10.4.1 Intern geheugen totaalmeter Het Hilti totaalstation slaat in de applicaties gegevens op die op passende wijze georganiseerd zijn. Punt- resp. meetgegevens zijn in het systeem georganiseerd aan de hand van projecten en apparaatstations. Project Bij een project behoort een enkel blok controlepunten (vaste punten) resp. uitzetpunten.
5. Optie exporteren van gegevens 6. Optie importeren van DXF-gegevens 11.2.1.1 Import van punten 1. Terug naar de vorige dialoog 2. Dialoog bevestigen 3. Gebruikersnaam invoeren 4. Wachtwoord invoeren 1. Terug naar de vorige dialoog 2. Dialoog bevestigen 3. Importbestand selecteren 4.
Met deze optie worden gegevens van aangesloten USB-gegevensdragers rechtstreeks in het geselecteerde project geladen. Alle punten met coördinaten worden als vaste punten geïmporteerd, d.w.z. de punten kunnen worden gebruikt voor de positionering, afbakening en voor de grafiek (lijnen, bogen). Bij het importeren worden de punten aan de hand van de puntnummers met de in het project aanwezige puntnummers vergeleken.
11.2.1.3 Intern kopiëren van gegevens Deze optie maakt het mogelijk, een backup van een project in het interne geheugen te maken. Daarbij worden alle projectgegevens onder een nieuwe naam opgeslagen. 1. Terug naar de vorige dialoog 2. Dialoog bevestigen 3. Exportbron selecteren 4.
• Elk meetpunt kan na het selecteren van het station individueel worden verwijderd • Alle meetpunten kunnen tegelijkertijd worden verwijderd als het station wordt gewist Bij het wissen van meetpunten moet uiterst zorgvuldig te werk worden gegaan. Als bijv. een station wordt gewist en daarmee alle aangekoppelde meetpunten, kunnen een groot aantal meeturen of het werk van een dag verloren gaan.
Gegevensuitwisseling 12.1 Inleiding Mogelijkheden voor de gegevensuitwisseling tussen het totaalstationsysteem POS 150 / 180 en de PC Verbinding met het PC-programma Hilti PROFIS Layout • De verzonden gegevens zijn binair en kunnen zonder dit programma niet worden gelezen. De gegevens- uitwisseling kan plaatsvinden met de meegeleverde USB-datakabel of met een USB-massaopslag.
Applicatieresultaten zoals afbakeningsverschillen, oppervlakteresultaten enz. kunnen door Hilti PROFIS Layout in tekstformaat als Reports worden weggeschreven. Samenvatting Tussen het totaalstation en Hilti PROFIS Layout kunnen aan beide zijden de volgende gegevens worden uitgewisseld. Gegevensuitwisseling totaalstation naar Hilti PROFIS Layout Nederlands...
12.3 Hilti Point Creator De software Hilti Point Creator is een plug-in, die in AutoCAD vanaf versie 2010 kan worden geïnstalleerd. Met de Hilti Point Creator worden punten met coördinaten uit 2D- en 3D-tekeningen geëxtraheerd. Bovendien worden beschrijvingen (attributen) voor deze posities uit het AutoCAD 2D/3D model gehaald. De attributen Nederlands Printed: 08.05.2018 | Doc-Nr: PUB / 5179015 / 000 / 05...
• Uitgifte van de geëxtraheerde punten conform de instellingen in verschillende uitgifteformaten Link naar de Hilti BIM/CAD Library Downloadt van het internet Hilti BIM/CAD objecten en plaatst deze in AutoCAD of Revit, of andere • designsoftware. De gegenereerde punten met attributen worden van en puntaanduiding voorzien. Deze worden op een door de gebruiker gedefinieerde Layer (standaard is Hilti) gekopieerd en kunnen in verschillende gegevensformaten worden uitgevoerd.
Hilti, omdat deze fout mechanisch moet worden gecorrigeerd. Omdat met het Hilti totaalstationsysteem in de applicaties primair een positie wordt gemeten, is het raadzaam met regelmatige intervallen een kalibratie in het veld of op de bouwplaats uit te voeren. Dit geldt met name als regelmatig steilere zichtverbindingen moeten worden uitgevoerd.
De afwijking van de laserpunt ten opzichte van het middelpunt van de doelplaat mag niet meer dan 5 mm (op 30 m) bedragen. Als de afwijking groter is, contact opnemen met de apparaatservice resp. de Hilti reparatieservice. 14.3 Verloop van de applicatie kalibratie Het apparaat voorzichtig bedienen om trillingen te vermijden.
3. Oproepen van de kalibratie onder Config 2. Startdialoog Configuratie • Start kalibratie in configuratiemenu 4. Terugkeren naar de systeemdialoog 5. Kalibratie starten In de volgende hoofdstukken wordt de volgorde en procedure van de verschillende kalibraties beschreven. 14.3.1 Kalibratie van de hellingshoeksensor De hellingshoeksensor is een belangrijke sensor in het totaalstation-systeem en zorgt voor nauwkeurige metingen bij steile zichtverbindingen.
Voor de kalibratie is beslist een door Hilti aangeboden prisma noodzakelijk. Bij voorkeur het grote 360°-prisma POA 20 op een afstand van 50 – 70 m, zonder directe zonne-instraling op het prisma of in de objectiefopening.
Daarmee is de kalibratie beëindigd. 14.3.4 Hilti Repair Service De Hilti Repair Service voert de controle uit en zorgt bij een afwijking voor de reparatie en de hernieuwde controle van de specificatie-overeenstemming van het apparaat. De specificatie-overeenstemming op het moment van de controle wordt schriftelijk bevestigd door het Service Certificate.
Voor het verzenden van het apparaat moeten de batterijen worden geïsoleerd of uit het apparaat worden verwijderd. Lekkende batterijen/accu's kunnen het apparaat beschadigen. Gebruik voor het transport of de verzending van uw uitrusting de kartonnen verzenddoos van Hilti of een gelijkwaardige verpakking.
Pagina 117
▶ Dit product moet alle ontvangen storingen aanvaarden, inclusief stralingen die voor een ongewenste werking zorgen. Nederlands Printed: 08.05.2018 | Doc-Nr: PUB / 5179015 / 000 / 05...