Pagina 7
1 Deze nummers verwijzen naar afbeeldingen. De afbeel- dingen zijn te vinden aan het begin van de handleiding. In de tekst van deze handleiding wordt met "het apparaat" Touchscreen altijd de POS 150 of POS 180 bedoeld. LED-weergave Microfoon Voorzijde totaalstation 1...
Pagina 8
Veiligheidsinstructies ........... . 11 Essentiële veiligheidsnotities .
Pagina 11
Hilti PROFIS Layout gegevensuitvoer (exporteren) ........
Pagina 12
Ook is een rechtstreekse uitgifte van 2.2 Apparaatbeschrijving de controller op een USB-gegevensdrager mogelijk. Met het Hilti POS 150/180 totaalstation kunnen voorwer- pen als dynamisch punt in de ruimte worden vastgelegd. Het apparaat heeft een horizontale en een verticale cir-...
Pagina 13
Reflectorstaaf POA 52 Foedraal POA 62 3 Technische gegevens Technische wijzigingen voorbehouden! AANWIJZING Op de hoekmeetnauwkeurigheid na is er geen verschil tussen de POS 150 en POS 180. Telescoop (POS 150/180) Vergroting telescoop 31 × Kortste doelafstand 1,5 m (4,9 ft) Gezichtsveld van de telescoop 1°...
Pagina 14
2,22 mW Maximaal gemiddeld vermogen 0,035 mW Golflengte 850 nm Motor (POS 150/180) Toerental max. 90°/s Wijziging telescoopstand 180° draaien (typisch) 3,5 s Draadloze communicatie (tussen POS 150/180 en POC 100/POC 200) Frequentiegebied 2,4 GHz Reikwijdte 300…800 m (1000...2500 ft)
Pagina 15
Controller (POC 100) IP 67 Controller (POC 200) IP 65 Schroefdraad van het statief Schroefdraad van de driepoot 5/8'' Temperatuur (POS 150/180, POC 100) Bedrijfstemperatuur -20…+50 °C (-4°F...+122°F) Opslagtemperatuur -30…+70 °C (-22°F...+158°F) Temperatuur (POC 200) Bedrijfstemperatuur -30…+60 °C (-22 °F...+144 °F) Opslagtemperatuur -40…+70 °C (-40 °F...+158 °F)
Pagina 16
75 × 55 mm 155 × 92 mm Toetsen 3 toetsen + aan/uit‑toets 6 toetsen + aan/uit‑toets 6 toetsen + aan/uit‑toets + 4 pijltoetsen Energievoorziening voor POS 150/180 voor POC 100 voor POC 200 Netvoeding POA 85 POA 81 POA 89 Accu...
Pagina 17
4.3 Correcte inrichting van de werkomgeving c) Laat het apparaat alleen door een Hilti service-center a) Scherm de meetplaats af en let er bij het op- repareren. Wanneer het apparaat op ondeskun- stellen van het apparaat op dat de straal niet op dige wijze wordt geopend, kan laserstraling vrij- andere personen of op uzelf wordt gericht.
Pagina 18
Voorkom contact. Spoel bij onvoor- beschadiging repareren door een Hilti service-center. zien contact met water af. Komt de vloeistof in de d) Wees alert, let goed op wat u doet en ga met ogen, spoel deze dan met veel water uit en neem verstand te werk bij het gebruik van het apparaat.
Pagina 19
wijderd. Lekkende batterijen/accu's kunnen het apparaat 4.6 Transport beschadigen. Neem de bijzondere richtlijnen voor het transport, de Om milieuschade te voorkomen, dient u het apparaat en opslag en het gebruik van Li-ion-accu's in acht. de batterijen af te voeren volgens de richtlijnen die van Voor het verzenden van het apparaat moeten de batte- toepassing zijn voor het betreffende land.
Pagina 20
5.1.3 Vakspecifieke begrippen Apparaatassen Doelas Verticale as Tapoffset 5.1.4 Telescoopstanden Om de horizontale cirkelaflezingen correct ten opzichte van de verticale hoek te kunnen indelen spreekt men van telescoopstanden, d.w.z. afhankelijk van de richting van de telescoop ten opzichte van het bedieningspaneel kan worden ingedeeld in welke "stand"...
Pagina 21
Schuine afstand (As) Afstanden van het midden van de telescoop tot het punt waar de laser- straal het richtoppervlak raakt Horizontale afstand (Ah) Projectie op het horizontale vlak van de gemeten schuine afstand. Alhidade Een alhidade is het draaibare middendeel van het totaalstation. Dit onderdeel bevat normaal gesproken het bedieningspaneel, libellen voor het horizontaal stellen en binnenin de horizontale cirkel.
Pagina 22
ΔN(x) Delta noord ΔOffs Delta offset ΔLn Delta lijn 5.2 Hoekmeetsysteem 5.2.1 Algemeen De cirkelaflezingen verticaal en horizontaal vinden plaats met diametrale "absolute aftakkingen". In principe worden horizontale cirkelaflezingen gecorrigeerd door instrumentstoringen zoals kantelasfouten, richtasfouten en afwijkingen van de verticale as en verticale cirkelaflezingen door V-index en afwijkingen van de verticale as. 5.2.2 Meetprincipe Het apparaat berekent elke hoek op basis van twee cirkelaflezingen.
Pagina 23
AANWIJZING Controleer regelmatig de afstelling van de zichtbare lasermeetstraal ten opzichte van de richtas. Als een afstelling noodzakelijk is of als u niet zeker van uw zaak bent, kunt u zich tot uw Hilti Service Center wenden. 5.3.2 Richtpunten Voor een afstandsmeting moet altijd een directe zichtverbinding tussen het doel en het apparaat aanwezig zijn.
Pagina 24
Met de meetstraal kan op elk vast richtpunt worden gemeten. Bij de afstandsmeting moet erop worden gelet dat tijdens de meting geen ander object de meetstraal passeert. 5.3.3 Reflectorstaaf Reflectorstaven dienen voor het meten op bodempunten. De reflectorstaven zijn met een reflector+reflectiefolie of met een prisma uitgerust en zijn vaak van een schaalindeling voor de reflectorhoogte voorzien.
Pagina 25
Buiten is de meetstraal echter slechts beperkt zichtbaar en is deze methode vrijwel niet bruikbaar. 5.7 Gegevenspunten Hilti totaalstations meten gegevens waarvan de resultaten een meetpunt opleveren. Op dezelfde manier worden gegevenspunten met hun positiebeschrijving gebruikt in applicaties, bijvoorbeeld voor locatie of stationsvastlegging.
Pagina 26
Punten uit een lijst selecteren Terugkeren naar puntinvoer Punt uit kaart selecteren Punt uit lijst selecteren Punt handmatig invoeren Puntselectie bevestigen & Titelbalk Punten handmatig invoeren Terugkeren naar puntinvoer Punt uit kaart selecteren Punt uit lijst selecteren Punt handmatig invoeren Puntselectie bevestigen &...
Pagina 27
6.2 Accu opladen 6.2.1 Accu van de controller opladen in het apparaat Plaats de accu in de controller. Sluit de netvoeding op de controller aan. Als het opladen is beëindigd, gaat het laadstroomcontrolelampje op de controller groen branden. 6.2.2 Accu van het totaalstation opladen Sluit de netvoeding aan op de acculader.
Pagina 28
Schakel het totaalstation en de controller in. Start de Hilti applicatiesoftware onder Start/ Programma's op de controller. Nivelleer het totaalstation handmatig met de weergegeven elektronische libel op een stabiele ondergrond of een statief.
Pagina 29
Apparaat in- en uitschakelen. Achtergrondverlichting in- en uitschakelen. FNC-menu voor ondersteunende instellingen oproepen. Alle actieve functies afbreken resp. beëindigen en terugkeren naar Home. Door gebruiker configureerbare functietoets Door gebruiker configureerbare functietoets Stuur- en prisma zoekfunctietoets 6.6.3 Statusweergaven Rechtsboven op het display worden belangrijke statusindicaties van het apparaat weergegeven.
Pagina 30
Voor het uitschakelen de in- resp. uitschakeltoets circa 2 seconden ingedrukt houden (2 maal beep) –- vervolgens de toets loslaten. 6.7.2 Uitschakelen Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. De controller wordt volledig uitgeschakeld. De controller wordt opnieuw gestart. Eventueel niet opgeslagen gegevens gaan daarbij verlo- ren. Hilti applicatie wordt beëindigd. Controller blijft ingeschakeld.
Pagina 31
Druk de in- en uitschakeltoets in. AANWIJZING Bij het uitschakelen en het resetten wordt voor de zekerheid een extra melding gegeven en van de gebruiker een aanvullende bevestiging verlangd. 6.8 Opstelling van het apparaat 6.8.1 Opstelling met markeerpunt op de grond en laserlood Het apparaat dient altijd boven een op de grond gemarkeerd punt te staan, zodat in geval van meetafwijkingen kan worden teruggegrepen op de stationsgegevens en stations- resp.
Pagina 32
Leg een stuk papier, folie of een ander licht doorzichtig materiaal op de buis om het laserpunt zichtbaar te maken. 7 Systeeminstellingen 7.1 Configuratie In het startmenu bevindt zich in de onderste regel een configuratietoets "Config", waarmee basis systeeminstellingen kunnen worden uitgevoerd. In het daaropvolgende configuratiemenu bevinden zich menutoetsen.
Pagina 33
In geval van twijfel het apparaat voor controle opsturen naar het Hilti service-center. 7.6 Hilti Repair Service De Hilti Repair Service voert de controle uit en zorgt bij een afwijking tevens voor de reparatie en de hernieuwde controle van de specificatie-overeenstemming van het apparaat. De specificatie-overeenstemming op het moment van de controle wordt schriftelijk bevestigd door het servicecertificaat.
Pagina 34
Zoekparameter Instelopties Zoeksector (verticaal) 1–90° in stappen van 1° 1–100 Gon in stappen van 1 Gon 7.9 Instellingen voor EDM en standaard richtpunt Deze instelling legt vast, welke methode voor de afstandsmeting en welk richtpunt standaard moet worden gebruikt. Hoewel het systeem altijd de laatste instellingen onthoudt, zijn er systeemtoestanden waarbij op de standaardinstel- lingen moet worden teruggegrepen.
Pagina 35
Functielijst Beschrijving Gids Wisselt de instellingen van het gidslicht met een druk op de knop in de standen: - Uit - Normaal - Snel - Auto = schakelt naar de instelling Normaal bij verlies van het doel op het prisma in de vervolgmodus voor het prisma.
Pagina 36
De gids bestaat uit een uitgangsopening op de telescoop, waaruit voor de helft groen en rood licht uittreedt. Vier verschillende instellingen zijn mogelijk: Knipperfrequentie – langzaam Knipperfrequentie – snel Knipperfrequentie – auto Deze instelling zorgt alleen voor knipperen als de verbinding met het prisma verloren is gegaan – anders is het lampje gedoofd.
Pagina 37
WAARSCHUWING De laserpointer valt onder laserklasse 3R. Direct contact met de ogen vermijden. 8.4 Atmosferische correcties Het apparaat maakt gebruik van laserlicht voor de afstandsmeting. Natuurkundig is aangetoond, dat bij een lichtgolf die door lucht beweegt de lichtsnelheid verandert door de luchtdichtheid. Afhankelijk van de luchtdichtheid veranderen deze invloeden.
Pagina 38
8.6 Displayverlichting De displayverlichting kan met de betreffende toets worden in- of uitgeschakeld. In ingeschakelde staat kan de helderheid door het ingedrukt houden van de toets displayverlichting in 5 stappen van 1/5 tot 5/5 worden aangepast. AANWIJZING Hoe groter de helderheid, hoe meer stroom wordt verbruikt. 8.7 Libel (compensator) Om applicaties te kunnen starten, moet de elektronische "dooslibel"...
Pagina 39
Bij het aanmaken van een project worden tegelijkertijd de aanmaakdatum en -tijd opgeslagen en het aantal daarin aanwezige stations evenals het puntenaantal op nul gezet. AANWIJZING Als bij het invoeren een fout wordt gemaakt, verschijnt een foutmelding met het verzoek de gegevens opnieuw in te voeren.
Pagina 40
9.2.2 Station boven punt instellen Op veel bouwplaatsen zijn punten met coördinaten uit de kartering aanwezig of posities van bouwelementen, bouwlijnen, fundamenten enz… die met coördinaten zijn vastgelegd. Het apparaat wordt opgesteld boven een gemarkeerd punt op de grond waarvan de coördinatenpositie bekend is en de te meten punten resp.
Pagina 41
2. Stationspunt selecteren Terugkeren naar vorige dialoog Dialoog voor het meten van de referentiepunten starten Berekening starten (pas mogelijk nadat min- stens een oriëntatiepunt is gemeten) Stationspunt selecteren Instrumenthoogte instellen & 3. Oriëntatiepunten selecteren Terugkeren naar vorige dialoog Instellen van de oriëntatiehoek (alleen de hoek wordt ingesteld en er wordt geen afstandsme- ting uitgevoerd) Meting ten opzichte van het oriëntatiepunt acti-...
Pagina 42
5. Station instellen Terugkeren naar vorige dialoog Hoogte van het station vastleggen (zie punt 6) Resultaten tonen Station instellen Bij meer dan twee oriëntatiepunten worden de & standaardafwijkingen "StDev(HA)" en "StdDev (H)" weergegeven. 6. Hoogte van het station vastleggen Wanneer het stationspunt en/of het aansluitpunt een hoogte heeft, worden deze hoogten bepaald en overgenomen. Als de punten geen hoogte hebben, kan de hoogte door een referentiepunt of een hoogtemarkering worden vastgelegd.
Pagina 43
AANWIJZING Als de optie "Hoogtes" is ingeschakeld, moet een hoogte voor het station worden ingesteld resp. een waarde voor de hoogte beschikbaar zijn. Als er geen stationshoogte is aangegeven, volgt een foutmelding met de aanwijzing om de stationshoogte te bepalen. 9.2.3 Vrije stationering Vrije stationering maakt de positiebepaling van het station mogelijk met behulp van metingen van hoeken en afstanden ten opzichte van twee referentiepunten.
Pagina 44
2. Stationsnaam invoeren Terugkeren naar vorige dialoog Start-dialoog voor het meten van de referentie- punten Berekening starten (pas mogelijk nadat min- stens 2 referentiepunten zijn gemeten) Stationsnaam invoeren Instrumenthoogte instellen & 3. Referentiepunten selecteren Terugkeren naar vorige dialoog Meting ten opzichte van het referentiepunt acti- veren Dialoog bevestigen Referentiepunt selecteren...
Pagina 45
5. Station instellen Terugkeren naar vorige dialoog Hoogte van het station vastleggen (zie punt 6) Resultaten tonen Station instellen Bij meer dan twee referentiepunten worden de & standaardafwijkingen "StDev(HA)" en "StdDev (H)" weergegeven. 6. Hoogte van het station vastleggen Wanneer het stationspunt en/of het aansluitpunt een hoogte heeft, worden deze hoogten bepaald en overgenomen. Als de punten geen hoogte hebben, kan de hoogte door een referentiepunt of een hoogtemarkering worden vastgelegd.
Pagina 46
AANWIJZING Als de optie "Hoogtes" is ingeschakeld, moet een hoogte voor het station worden ingesteld resp. een waarde voor de hoogte beschikbaar zijn. Als er geen stationshoogte is aangegeven, volgt een foutmelding met de aanwijzing om de stationshoogte te bepalen. 9.2.4 Station met bouwlijn Er zijn twee uitvoeringen beschikbaar: 1.
Pagina 47
1. Stationeringstype selecteren Terugkeren naar vorige dialoog Bij gebruik van hoogten kan een nieuwe hoogte worden ingesteld (ook nog na het afsluiten van de stationering) Dialoog bevestigen Gebruik van hoogten in- en uitschakelen Selecteren van puntsysteem & Selecteren van het type stationering: Boven punt 2.
Pagina 48
4. Station instellen Terugkeren naar vorige dialoog Hoogte van het station vastleggen (zie punt 5) Resultaten tonen Station instellen Weergave stationsnaam & 5. Hoogte van het station vastleggen Wanneer de punten een hoogte hebben, worden deze hoogten bepaald en overgenomen. Als de punten geen hoogte hebben, kan de hoogte door een referentiepunt of een hoogtemarkering worden vastgelegd.
Pagina 49
Bij een onbekende hoogte van het markeerpunt, bijv. bij een vrije stationering, kan door een hoek- en afstandsmeting op een punt of een markering met een bekende hoogte het midden van de telescoop worden vastgelegd resp. terug worden overgedragen. Dialoog voor hoogtebepaling Terugkeren naar vorige dialoog Hoogte handmatig invoeren Meting activeren...
Pagina 50
Daarmee is het verwerken van grote getallenreeksen of grote hoeveelheden getallen niet meer nodig. 10.1.1 Principe van de afbakeningsprocedure In principe worden met het Hilti totaalstation-systeem POS 150/180, afhankelijk van de EDM-modus, twee verschillende afbakeningsprocedures toegepast – prisma- of laser-modus.
Pagina 51
1. Startdialoog "Afbakening" Verloop van de applicatie Projectkeuze Stationsdefiniëring resp. stationsetup Selecteren van de horizontale afbakeningsap- plicatie 2. Invoerdialoog "afbakeningspunt" Puntcoördinaten van de afbakingspunten kunnen op drie verschillende manieren worden bepaald: Mogelijkheden voor het bepalen van de puntcoördinaten van afbakeningspunten handmatig invoeren uit een lijst met opgeslagen punten selecteren uit een CAD-afbeelding met opgeslagen punten selecteren...
Pagina 52
In de opslagdialoog kan de actuele afbakeningspositie voor documentatiedoeleinden worden opgeslagen. Er wordt automatisch een afstand gemeten en de afwijkingen van de gegeven coördinaten worden weergegeven en bij het bevestigen van de weergave opgeslagen. De opgeslagen gegevens kunnen met de PC-software Hilti PROFIS Layout worden uitgelezen, opgeslagen en geprint.
Pagina 53
Gegevensopslag van de afbakening Puntnummer Naam van het afbakeningspunt Noordcoördinaten (gegeven) Ingevoerde noordcoördinaten, met betrekking tot het referentiecoördinatensysteem. Oostcoördinaten (gegeven) Ingevoerde oostcoördinaten, met betrekking tot het referentiecoördinatensysteem Hoogte (gegeven) Ingevoerde hoogtewaarde Noordcoördinaten (gemeten) Gemeten noordcoördinaten, met betrekking tot het re- ferentiecoördinatensysteem Oostcoördinaten (gemeten) Gemeten oostcoördinaten, met betrekking tot het refe-...
Pagina 54
10.1.3.1 Verloop van de applicatie "Afbakening met zichtbare laser" 1. Startdialoog "Afbakening" Om de applicatie "horizontale afbakening" te starten, in het startmenu toets H-afbakening indrukken. Projectkeuze Stationsdefiniëring resp. stationsetup Selecteren van de horizontale afbakeningsap- plicatie 2. Invoerdialoog "afbakeningspunt" Mogelijkheden voor het bepalen van de puntcoördinaten van afbakeningspunten handmatig invoeren uit een lijst met opgeslagen punten selecteren uit een CAD-afbeelding met opgeslagen punten selecteren...
Pagina 55
AANWIJZING Uiterlijk hier de EDM in de lasermodus inschakelen. Het omschakelen kan in de dialoog "FindMe" of in de dialoog "FNC" plaatsvinden. Na de invoerbevestiging van het afbakeningspunt wordt het laserpunt direct op de bestemmingspositie gericht, als het station met een hoogte wordt gebruikt. Anders wordt het oppervlak gebruikt waarop momenteel wordt gericht. De bestemmingspositie is alleen geldig als het richtpunt zich direct op het richtoppervlak bevindt.
Pagina 56
Aan het punt gekoppelde attributen AANWIJZING Attributen zijn beschrijvingen van het punt en kunnen ofwel direct met de Hilti Point Creator uit AutoCad of Revit samen met de puntcoördinaten worden opgehaald of handmatig worden ingevoerd Van Hilti-producten zoals ankers, rails, enz. worden artikelnummer, beschrijving, layer, type grafisch element en kleur uit AutoCad of Revit overgenomen.
Pagina 57
Bij puntmetingen moet er beslist op worden gelet dat de laserpunt met het vizier overeenkomt, anders is een afstelling door de Hilti-reparatieservice noodzakelijk. Om de applicatie Meet en registreer te starten, wordt in het menu van de applicaties de betreffende toets geselecteerd.
Pagina 58
Selectie van de applicatie "Meet & registreer" 2. Meetdialoog "Meetpunt" Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm Invoeren resp. weergeven van de attributen voor het betreffende meetpunt. Er kunnen maximaal vijf verschillende attributen per meetpunt worden ingevoerd Afzonderlijke afstand meten Met een druk op de knop afstanden en hoeken meten en tegelijkertijd de gegevens opslaan Na een geldige afstandsmeting worden de hoe-...
Pagina 59
Dit is bijzonder eenvoudig als de bouwlijn met coördinaten van tevoren als grafische lijn of curve wordt gedefinieerd. In dat geval kunnen de lijnen resp. bogen met een vingerdruk worden geselecteerd, zonder dat de lijnen en bogen bij het wisselen telkens opnieuw moeten worden ingevoerd. 10.3.1 Principe van de referentielijn Definitie van een bouwlijn Methoden voor het definiëren van bouwlijnen voor lijnen en bogen...
Pagina 60
10.3.2 Referentielijn met prisma Bij deze procedure wordt de EDM op "Autolock" gezet en wordt het zoeken met prisma met de zoektoets op de controller geactiveerd, om de optische verbinding tussen het prisma en het totaalstation tot stand te brengen. Voordat u met het afbakenen begint moet het totaalstation op het prisma "gelockt"...
Pagina 61
Terugkeren naar vorige dialoog Definiëren resp. selecteren van bouwlijn uit gra- fiek Definiëren van bouwlijn uit coördinatenlijst Definiëren bouwlijn uit puntmeting Als de bouwlijn gedefinieerd is, verder met ver- & schuivingsdialoog 3. Invoerdialoog "Verschuivingen" Invoeren van de verschuivingen in langs-, dwars- en hoogterichting, inclusief verdraaiingshoek Terug naar definiëren van bouwlijn Bevestiging van de ingevoerde verschuivin- gen.
Pagina 62
Optie: Opnemen (puntafstand tot bouwlijn) Meetdialoog met weergave "Langs / dwars" Puntmeting met weergave van berekende langs- en dwarswaarden Terug naar dialoog verschuiving Wisselen naar de keuzemogelijkheid Afbake- ning langs- en dwarswaarden Weergave van de relatieve hoogte Opslaan van de weergegeven waarden 10.3.3 Referentielijn met zichtbare laser (Laser-Pointer) Bij deze methode wordt de EDM op "Laser AAN"...
Pagina 63
Na het uitvoeren van de stationsetup wordt de applicatie "Controle" gestart. AANWIJZING Afwijkingen van de gegeven en de gemeten positie kunnen worden opgeslagen en als "Report" in Hilti PROFIS lay-out worden weergegeven. 10.4.2 Controle met prisma Om punten op te meten wordt eerst de positie met invoer gedefinieerd.
Pagina 64
Selectie applicatie Controle 2. Invoerdialoog "Controle" Mogelijkheden voor het bepalen van de puntcoördinaten van controlepunten handmatig invoeren uit een lijst met opgeslagen punten selecteren uit een CAD-afbeelding met opgeslagen punten selecteren Terug naar vorige dialoog 4. Dialoog bevestigen 5. Punt selecteren Invoer van de afbakeningsinstellingen.
Pagina 65
Aan het punt gekoppelde attributen AANWIJZING Attributen zijn beschrijvingen van het punt en kunnen ofwel direct met de Hilti Point Creator uit AutoCad of Revit samen met de puntcoördinaten worden opgehaald of handmatig worden ingevoerd Van Hilti-producten zoals ankers, rails, enz. worden artikelnummer, beschrijving, layer, type grafisch element en kleur uit AutoCad of Revit overgenomen.
Pagina 66
Selecteren van de verticale afbakeningsapplica- Na het oproepen van de applicatie worden de projecten resp. projectkeuze en de betreffende stationskeuze resp. stationsetup weergegeven. Na het uitvoeren van de stationsetup wordt de applicatie "Verticale locatie" gestart. Afhankelijk van de stationskeuze zijn er twee mogelijkheden voor het vastleggen van het uit te zetten punt: Punten uitzetten met bouwlijnen, d.w.z.
Pagina 67
Een optimale opstelling resp. apparaatpositie is bereikt, als de verhouding van de horizontale referentielengte L ten opzichte van de afstand O de verhouding L : O = 25 : 10 tot 7 : 10 heeft, zodat de ingesloten hoek tussen α = 40° en 100°...
Pagina 68
AANWIJZING Bij opvulling van de bovenste driehoek, de telescoop naar beneden bewegen. Bij opvulling van de onderste driehoek, de telescoop naar boven bewegen. Indien mogelijk kan de persoon zich met behulp van de gids bij het richtpunt zelf naar de richtlijn leiden. Terugkeren naar het invoeren van de uitzet- waarden Afstand meten en verder met weergave van de...
Pagina 69
Omhoog De richtdrager resp. het richtpunt moet van het appa- raat uit gezien met de aangegeven waarde naar boven worden verplaatst. Omlaag De richtdrager resp. het richtpunt moet van het appa- raat uit gezien met de aangegeven waarde naar bene- den worden verplaatst.
Pagina 70
Afbreken en terugkeren naar het startmenu Invoer bevestigen en verder met de weergave voor het uitrichten van het apparaat met betrek- king tot het uit te zetten punt Invoeren van afbakeningswaarden (met CAD-tekening) Hierbij worden de afbakeningswaarden rechtstreeks geselecteerd uit een CAD-afbeelding. Daarbij is het punt reeds als driedimensionaal of tweedimensionaal punt opgeslagen en wordt het overeenkomstig geëxtraheerd.
Pagina 71
Hoogte (ingevoerd) Ingevoerde hoogtewaarde. Oostcoördinaten (ingevoerd) Ingevoerde oostcoördinaten, met betrekking tot het referentiecoördinatensysteem. Noordcoördinaten (gemeten) Gemeten noordcoördinaten, met betrekking tot het re- ferentiecoördinatensysteem. Hoogte (gemeten) Gemeten hoogte. Oostcoördinaten (gemeten) Gemeten oostcoördinaten, met betrekking tot het refe- rentiecoördinatensysteem. ΔN Verschil noordcoördinaten gebaseerd op het referen- tiecoördinatensysteem.
Pagina 72
Met behulp van deze applicatie kunnen de volgende berekeningen worden uitgevoerd:: Inverse: Berekening van richtingshoek, afstand, lijn en offset, hoogteverschil uit beschikbaar gestelde punten of elementen Offsets: Berekening van offset-punten Intersection: Berekening van het snijpunt van elementen Angle: Berekening van de hoek tussen elementen Area: Berekening van het oppervlak De berekening is gebaseerd op bestaande punten in de job, bekende afstanden of bekende azimuts...
Pagina 73
Daarna kan de berekening met worden gestart. 3. Resultaat Terugkeren naar vorige dialoog Dialoog bevestigen Weergave van de richtingshoek Weergave afstands-/booglengte, puntafstand Weergave van het hoogteverschil, indien aan- & wezig...
Pagina 74
10.6.3 Offset Met behulp van de functie Dwars kunnen offset-punten langs lijnen en bogen worden berekend. Om de berekening te starten moet: een lijn of een boog worden geselecteerd. 1. CoGo "Dwars" selecteren Terugkeren naar vorige dialoog Berekening van de offset...
Pagina 75
2. Element selecteren Terugkeren naar vorige dialoog Nieuw element aanmaken Nieuw punt aanmaken Berekening starten Element selecteren & Om de berekening te starten moeten: een lijn of een boog worden geselecteerd. Daarna kan de berekening met worden gestart. 3. Offsets definiëren Terugkeren naar vorige dialoog Dialoog bevestigen Startpunt selecteren...
Pagina 76
10.6.4 Snijpunt Met behulp van de functie "Snijpunt" kan het snijpunt van 2 elementen worden berekend. Om de berekening te starten moeten: twee lijnen of een lijn en een boog of twee bogen worden geselecteerd. 1e. CoGo "Snijlijn" selecteren Terugkeren naar vorige dialoog Snijpuntberekening 2.
Pagina 77
3. Naam voor de nieuwe punten definiëren Terugkeren naar vorige dialoog Attributen weergeven Vorige punten weergeven Volgende punt weergeven Punt/punten opslaan & Puntnaam definiëren 4. Resultaat weergeven Terugkeren naar vorige dialoog Nieuw element aanmaken Nieuw punt aanmaken Volgende punt weergeven Berekend snijpunt &...
Pagina 78
2. Punten selecteren Terugkeren naar vorige dialoog Nieuw element aanmaken Nieuw punt aanmaken Berekening starten Selecteren van de 3 punten & Weergave van de actuele hoek Om de berekening te starten, moeten 3 punten worden geselecteerd. Daarna kan de berekening met worden gestart.
Pagina 79
2. Element selecteren Terugkeren naar vorige dialoog Nieuw element aanmaken Nieuw punt aanmaken Berekening starten Punten selecteren & Weergave van het actuele oppervlak Daarna kan de berekening met worden gestart. Door opnieuw op een geselecteerd punt te klikken kan dit worden gewist. 3.
Pagina 80
1. Radiale ontbrekende lijn met betrekking tot het basispunt Na het meten van het eerste punt hebben alle volgende gemeten punten betrekking op het eerste punt. 2. Ontbrekende rechte lijn met betrekking tot het eerste en tweede punt Meting van de eerste beide punten. Na de uitslag een nieuwe lijn selecteren en een nieuw basispunt en een nieuw tweede punt meten.
Pagina 81
1. Startdialoog "Ontbrekende lijn" Selecteren van de applicatie Ontbrekende lijn 2. Meetdialoog "meetpunt 1" Terugkeren naar de projectdialoog Meting activeren Na de meting verder met de volgende dialoog- veld 3. Meetdialoog "meetpunt 2" Terug Invoeren resp. weergeven van de bij het punt behorende attributen Meting activeren Resultaten tonen...
Pagina 82
Helling % Helling in procenten (%) Hellingshoek % Helling in hoekmaat van de systeeminstelling 10.8 Oppervlaktemeting 10.8.1 Principe van de oppervlaktemeting Het apparaat bepaalt uit maximaal 99 op elkaar volgende gemeten punten het ingesloten horizontale of verticale oppervlak. De volgorde van de punten kan rechtsom of linksom worden gemeten. AANWIJZING De punten moeten zodanig worden gemeten, dat de verbindingslijnen tussen de gemeten punten elkaar niet kruisen, anders wordt het Oppervlakte verkeerd berekend.
Pagina 83
Laatst gemeten punt verwijderen Meting van het punt starten Resultaat van de oppervlaktemeting weergeven Resultaten De resultaten worden opgeslagen in het interne geheugen en kunnen met behulp van Hilti PROFIS Layout op de PC worden weergegeven resp. geprint. 10.8.3 Gegevensopslag oppervlaktemeting Gegevensopslag oppervlaktemeting Oppervlakken Oppervlak in basiseenheden, bijv.
Pagina 84
Terugkeren naar vorige dialoog Instellen van hoeken Continue meting Weergave van de verticale hoek in percentage Meting activeren & Actuele Hh-cirkelaflezing aanhouden Actuele Hh-hoek op 0 zetten Dialoog bevestigen Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm zonder de Hh-waarde te wijzigen Hh-waarde op 0 zetten 10.9.2 Horizontale cirkelweergave instellen De horizontale cirkelaflezing wordt vastgehouden, het nieuwe richtpunt ingesteld en vervolgens wordt de cirkelaflezing...
Pagina 85
Actuele Hh-cirkelaflezing aanhouden Actuele Hh-hoek op 0 zetten Dialoog bevestigen Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm zonder de Hh-waarde te wijzigen Hh-waarde instellen op het display 10.9.3 Cirkelaflezing handmatig invoeren Elke willekeurige cirkelaflezing kan in elke positie handmatig worden ingevoerd. Actuele Hh-cirkelaflezing aanhouden Actuele Hh-hoek op 0 zetten Dialoog bevestigen...
Pagina 86
Verticale hoekaanduiding omschakelen tussen graden en % 10.10 Indirecte hoogtemeting 10.10.1 Principe van de indirecte hoogtemeting Met de indirecte hoogtemeting worden hoogteverschillen bepaald ten opzichte van ontoegankelijke plaatsen resp. ontoegankelijke punten, als deze geen directe afstandsmeting toelaten. Met de indirecte hoogtemeting kan bijna elke hoogte of diepte worden bepaald, bijv. de hoogte van kraanarmen, de diepte van bouwputten en nog veel meer.
Pagina 87
10.10.2 Indirecte hoogtebepaling Metingen voor het 1e referentiepunt Voor het 1e referentiepunt wordt een hoek- en afstandsmeting uitgevoerd. De afstand tot het punt kan direct of met behulp van de reflectorstaaf worden gemeten, afhankelijk van de toegankelijkheid van het 1e referentiepunt. Terugkeren naar de projectkeuze Meting van het punt starten Verder naar de volgende meting...
Pagina 88
AANWIJZING In principe wordt van twee gemeten punten gecontroleerd, of deze in de ruimte loodrecht boven elkaar staan. AANWIJZING De metingen kunnen, afhankelijk van de gewenste toepassing, met of zonder reflectorstaaf gebeuren. Selecteren van de applicatie Verticaal uitrichten Na het oproepen van de applicatie worden de projecten resp. de projectkeuze weergegeven. Station instellen is hierbij niet noodzakelijk.
Pagina 89
Terugkeren naar de meting ten opzichte van het eerste referentiepunt Resultaten opslaan Hoek en afstand meten en correctiewaarden op het display bijwerken 10.12 Kaart & Punten Met behulp van de functie "Kaart & Punten" kunnen snel en gemakkelijk punten worden uitgepakt uit geïmporteerde CAD-bestanden en nieuwe punten/lijnen worden aangemaakt en verwijderd.
Pagina 90
10.12.2 Overzicht Terugkeren naar vorige dialoog Parameters instellen Dialoog bevestigen Algemene instellingen Tekenen & Punten uitpakken Zoomfunctionaliteit 10.12.2.1 Bediening van buttons in "Kaart & Punten" In de applicatie "Kaart & Punten" kunnen met de buttons aan de rechterkant van het scherm meer schermen worden geopend.
Pagina 91
10.12.3 Punten uitpakken/creëren Creëert de straal/het middelpunt van de boog Creëert offset-punten Verdeelt een lijnstuk of de gehele lijn in even grote stukken Creëert het snijpunt van 2 snijdende lijnen Verwijdert geselecteerde punten Vrije puntselectie Tekent een boog van 3 punten Tekent een boog van 2 punten en een straal Creëert een lijn tussen 2 punten 10.12.3.1 Offset-punten creëren...
Pagina 92
10.12.3.4 Vrije puntselectie Met deze voorinstelling kan worden aangegeven welke punten moet worden uitgepakt. 10.12.4 Tekenen Tekent een boog van 3 punten Tekent een boog van 2 punten en een straal Creëert een lijn tussen 2 punten 10.12.5 Algemene instellingen Instellingen Layer-instellingen Weergave van alle relevante informatie over het geselecteerde object...
Pagina 93
Het totaalstation gebruikt punten als coördinaatpunten, zogeheten controlepunten of vaste punten en meetpunten met coördinaten. Vaste punten zijn punten met gegeven coördinaten die handmatig in het totaalstation zijn ingevoerd of die met Hilti PROFIS Layout via een USB-massaopslag resp. rechtstreeks met de USB-datakabel zijn verstuurd.
Pagina 94
1. Puntcreatie uit kaartdimensies door samenstelling van rechte en gebogen lijnen en weergegeven met grafische elementen In het programma "Hilti PROFIS Layout" kan uit de kaartmaten resp. dimensies in het bouwplan een afbeelding worden gegenereerd, die het zogenaamde bouwplan weergeeft.
Pagina 95
Apparaatstation plus oriëntatie (indien van toepassing) Bij een station behoort altijd een oriëntatie. Bij een station behoren meetpunten met een eenduidige puntaanduiding. AANWIJZING Een project kan als het ware als een bestand worden beschouwd. 11.4.2 USB-massaopslag De USB-massaopslag dient voor het uitwisselen van gegevens tussen PC en totaalstation. Deze wordt niet gebruikt als extra gegevensgeheugen.
Pagina 96
Terugkeren naar vorige dialoog Afbeeldingen Manager selecteren Punt Manager selecteren 12.2.1 Import / Export Manager Terugkeren naar vorige dialoog Bevestiging gegevens kopiëren in het interne geheugen Bestand kopiëren Optie importeren van gegevens Optie exporteren van gegevens & Optie importeren van DXF-gegevens 12.2.1.1 Import van punten Met deze optie worden gegevens van aangesloten USB-gegevensdragers rechtstreeks in het geselecteerde project geladen.
Pagina 97
Vaste punten exporteren met: Pt-nr, N(x), O(y), H(Z), attribuut 1 – 5 Meetpunten exporteren met: Ptt-N., N(x), O(y), H(Z), attributen 1 – 5, Hh, Hv, Ah, hr, ppm AANWIJZING Voor elk bestand van een bestandstype moet een unieke naam zijn ingevoerd. Als voor een bestand van hetzelfde type dezelfde naam opnieuw wordt ingevoerd, wordt het bestaande bestand overschreven en dus verwijderd.
Pagina 98
12.2.3 Puntmanager Terugkeren naar startdialoog gegevensmanager Optie vaste punten Optie meetpunten Optie Alle punten tonen 12.2.3.1 Vaste punten Vaste punten kunnen worden weergegeven, verwijderd, gewijzigd en nieuw worden ingevoerd. Bij nieuw ingevoerde vaste punten kunnen bovendien nog 5 beschrijvingen (attributen) bij de puntnummers en coördinaten worden ingevoerd.
Pagina 99
AANWIJZING Voor een geselecteerd meetpunt kunnen de bijbehorende attributen uit de applicatie Meet & registreer worden weergegeven. Meetpunten kunnen voor de stationering en oriëntatie worden gebruikt, maar niet voor de toekenning van grafische elementen, zoals lijnen en bochten voor de applicatie Referentielijn. 12.2.3.3 Alle punten weergeven Hier worden gesorteerd op het puntnummer alle vaste punten en alle meetpunten met de overeenkomstige typeaan- duiding (vast punt of meetpunt) weergegeven.
Pagina 100
13 Gegevensuitwisseling 13.1 Inleiding Mogelijkheden voord e gegevensuitwisseling tussen het totaalstation System POS 150/180 en de PC Verbinding met het PC-programma Hilti PROFIS Layout De verzonden gegevens zijn binair en kunnen zonder dit programma niet worden gelezen. De gegevensuitwisseling kan plaatsvinden met de meegeleverde USB-datakabel of met een USB-massaopslag.
Pagina 101
Applicatieresultaten zoals afbakenverschillen, oppervlakteresultaten enz. kunnen door Hilti PROFIS Layout in tekst- formaat als "Reports" worden weggeschreven. Samenvatting Tussen het totaalstation en Hilti PROFIS Layout kunnen aan beide zijden de volgende gegevens worden uitgewisseld. Gegevensuitwisseling totaalstation naar Hilti Profis Layout Meetgegevens: Puntnaam, hoek en afstand.
Pagina 102
AutoCad-compatibel binair gegevensformaat. 13.2.3 Hilti PROFIS Layout gegevensinvoer (import) Invoergegevens Hilti PROFIS Layout kan de volgende gegevens lezen, omzetten, op een usb-stick of via een kabel op het totaalstation overbrengen: Puntnamen (vaste punten) met coördinaten en hoogtes. Polylijnen (rechte en gebogen lijnen) van andere systemen...
Pagina 103
Uitgifte van de geëxtraheerde punten conform de instellingen in verschillende uitgifteformaten Link naar de Hilti BIM/CAD Library Download van het internet Hilti BIM/CAD objecten plaatst deze in het AutoCAD of Revit of andere designsoftware. De gegenereerde punten met attributen worden van en puntaanduiding voorzien. Deze worden op een door de gebruiker gedefinieerde Layer (standaard is "Hilti") gekopieerd en kunnen in verschillende gegevensformaten worden...
Pagina 104
Omdat met het Hilti totaalstationsysteem in de applicaties primair een positie wordt gemeten, is het raadzaam met regelmatige intervallen een kalibratie in het veld of op de bouwplaats uit te voeren. Dit geldt met name als regelmatig steilere zichtverbindingen moeten worden uitgevoerd.
Pagina 105
AANWIJZING In geval van twijfel het apparaat voor controle opsturen naar het Hilti service-center. Voorbereiden van de kalibratie Stel het apparaat met een goed statief stabiel op.
Pagina 106
Voor de kalibratie is beslist een door Hilti aangeboden prisma noodzakelijk. Het beste het grote 360°-prisma POA 20 op een afstand van 50 – 70 m, zonder directe zonne-instraling op het prisma of in de objectiefopening.
Pagina 107
Daarmee is de kalibratie beëindigd. 15.3.4 Hilti Repair Service De Hilti Repair Service voert de controle uit en zorgt bij een afwijking tevens voor de reparatie en de hernieuwde controle van de specificatie-overeenstemming van het apparaat. De specificatie-overeenstemming op het moment van de controle wordt schriftelijk bevestigd door het servicecertificaat.
Pagina 108
Hilti-apparaten zijn voor een groot deel vervaardigd uit materiaal dat kan worden gerecycled. Voor hergebruik is een juiste materiaalscheiding noodzakelijk. In veel landen is Hilti er al op ingesteld om uw oude apparaat voor recycling terug te nemen. Vraag hierover informatie bij de klantenservice van Hilti of bij uw verkoopadviseur.
Pagina 109
Veranderingen of modificaties die niet uitdrukkelijk door bij de installatie en het gebruik niet volgens de voor- Hilti zijn toegestaan, kunnen het recht van de gebruiker schriften te werk gaat, storingen van de radio-ontvangst om het apparaat in bedrijf te nemen beperken.
Pagina 110
Met coördinaten ....4, 63 Hilti PROFIS Layout ....5, 95 Veldkalibratie .
Pagina 111
Vert. layout Verticale locatie Met bouwlijnen ....4, 60 Vert. layout ....4, 59 Verticaal uitrichten .