Druk de in- en uitschakeltoets in.
AANWIJZING
Bij het uitschakelen en het resetten wordt voor de zekerheid een extra melding gegeven en van de gebruiker een
aanvullende bevestiging verlangd.
6.8 Opstelling van het apparaat
6.8.1 Opstelling met markeerpunt op de grond en laserlood
Het apparaat dient altijd boven een op de grond gemarkeerd punt te staan, zodat in geval van meetafwijkingen kan
worden teruggegrepen op de stationsgegevens en stations- resp. oriëntatiepunten.
Het apparaat is uitgerust met een laserlood, dat na het inschakelen van het apparaat eveneens wordt ingeschakeld.
6.8.2 Apparaat opstellen 12
1.
Het statief met het midden grofweg boven het markeerpunt op de grond opstellen.
2.
Apparaat op het statief schroeven, inschakelen en het laserlood inschakelen.
3.
Twee poten van het statief met de hand zo bewegen, dat de laserstraal op de markering op de grond schijnt.
AANWIJZING Daarbij dient erop te worden gelet dat de statiefkop grofweg waterpas staat.
4.
Dan de poten van het statief in de grond drukken.
5.
De resterende afwijking van het laserpunt tot de referentiemarkering op de grond met de voetschroeven
compenseren – de laser moet nu exact op het referentiepunt op de grond schijnen.
6.
Door de statiefpoten te verlengen de dooslibel van de driepoot naar het midden bewegen.
AANWIJZING Dit gebeurt door de statiefpoot tegenover de zijde waar de libel staat te verlengen of te verkorten,
afhankelijk van in welke richting de libel moet bewegen. Dit is een iteratief proces en moet dus meermaals
herhaald worden.
7.
Nadat de dooslibel in het midden staat, wordt het laserlood exact centrisch boven het markeerpunt op de grond
geplaatst door het apparaat te verschuiven op het statief.
8.
Om het apparaat te kunnen starten, moet de elektronische "dooslibel" met de voetschroeven worden gecentreerd
en zich binnen een redelijke nauwkeurigheid van het midden bevinden.
AANWIJZING De pijlen geven de draairichting van de voetschroeven van de driepoot aan, zodat de libellen zich
naar het midden bewegen.
Als dit het geval is, kan het apparaat worden gestart.
9.
Controleer, nadat de elektronische dooslibel is afgesteld, het laserlood boven het markeerpunt op de grond en
verschuif het apparaat eventueel nogmaals op het statief.
10. Start het apparaat.
AANWIJZING De OK-toets wordt actief als beide libellen voor Lijn (Ln) en Offset (Offs) binnen een totaalhelling
van 50" liggen.
6.8.3 Opstelling op buizen en laserlood
Vaak zijn markeerpunten op de grond van buizen voorzien.
In dit geval schijnt het laserlood in de buis en is het exacte punt niet zichtbaar.
nl
25